Als eieren en kuikens van weidevogels worden opgegeten door roofdieren, is er sprake van predatie. Dat doen bijvoorbeeld vossen, marters en ratten. Maar ook katten. Vogels kunnen ook andere vogels prederen: een boomvalk vangt boerenzwaluwen, reigers eten eendenpullen, de buizerd vangt ook weidevogelkuikens en kraaien lusten graag een weidevogelei.
Weidevogels zijn grondbroeders: ze maken hun nest op de grond en zitten daar een kleine maand op te broeden. Hun kuikens zijn nestvlieders en scharrelen zelf gedurende een maand hun kostje op de grond bij elkaar. Dat betekent dat grondbroeders zo’n twee maanden lang kwetsbaar zijn voor predatie, niet alleen door roofvogels, maar ook door zoogdieren als vossen en marterachtigen.
Predatie kan een probleem zijn, maar het is niet de belangrijkste oorzaak van de teruggang van weidevogels. Dat blijkt uit tal van wetenschappelijke studies. Het grootste probleem voor de weidevogels is het verdwijnen van geschikt leefgebied door het steeds intensievere gebruik van het boerenland. De grootschalige weidelandschappen met een te lage grondwaterstand en eentonig raaigras dat vaak en vroeg in het jaar gemaaid wordt, bieden weidevogels te weinig voortplantingskansen. Maar ook stadsuitbreiding, wegenaanleg en de toenemende recreatie kunnen op gebiedsniveau belangrijke negatieve factoren zijn.
Goede weidevogelgebieden zijn de afgelopen decennia steeds schaarser geworden. Om de weidevogels te redden is het dan ook een absolute voorwaarde dat er meer geschikte bloemrijke weilanden komen waar kuikens veilig zijn en voldoende voedsel kunnen vinden.