Door
Gert Ottens
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 28 juli 2023
In Nederland zijn in de afgelopen eeuwen maar liefst 36 verschillende soorten roofvogels waargenomen. 14 daarvan zijn regelmatige – jaarlijkse – broedvogels, waarvan sommige in zeer kleine aantallen (zoals visarend, rode- en zwarte wouw). Ongeveer 15 soorten zijn zo zeldzaam dat ze dwaalgasten worden genoemd. Deze worden zeker niet jaarlijks gezien in ons land. Voorbeelden zijn monniksgier, giervalk en steenarend. De rest zijn regelmatige wintergasten als smelleken en ruigpootbuizerd en (zeldzame) doortrekkers zoals roodpootvalk en steppekiekendief.
Hier nemen we vijf algemene roofvogels van Nederland onder de loep: torenvalk, sperwer, bruine kiekendief, wespendief en zeearend.
De torenvalk is met 3.800-7.700 broedparen de op-één-na meest algemene roofvogel van Nederland, na de buizerd. Toch staat deze soort op de Rode Lijst van bedreigde broedvogels. Sinds begin jaren negentig van de vorige eeuw zijn torenvalken namelijk met bijna de helft in aantal afgenomen. Als jager van veldmuizen heeft de torenvalk veel last van de algehele verschraling van het boerenland; daar is weinig plek meer voor veldmuizen. Torenvalken maken geen eigen nest, maar gebruiken liefst oude kraaien- of eksternesten. Die soorten zijn lokaal zo afgenomen dat er een verminderd aanbod van nestgelegenheid is. Daarnaast zijn ze wel eens het slachtoffer van de havik. Gelukkig zijn torenvalken goed te helpen met het plaatsen van nestkasten. Als er tenminste voldoende veldmuizen zijn… Lees meer torenvalkweetjes.
Ook de sperwer is een redelijk algemene roofvogel in ons land. Sperwers leven vooral van zangvogels. Vrouwtjessperwers wegen bijna het dubbele van de mannetjes. De vrouwen jagen voornamelijk op vogels van ongeveer het formaat Turkse tortel; de mannen moeten het meer hebben van huismussen, mezen en dergelijke. Het overrompelen van de prooidieren is daarbij hun beproefde tactiek.
Vooral het mannetje is een prachtige vogel met z’n staalblauwe kop, rug en bovenvleugels, en roodoranje wangen, borst en flanken. Sperwers zijn perfect aangepast aan het leven in de begroeiing, met hun korte doch brede vleugels, om snel vaart te maken en tussen bomen door te kunnen manoeuvreren. En een relatief lange staart waarmee ze kunnen bijsturen in de korte bochten die ze maken.
In moerasgebieden met veel riet – en ook steeds vaker in akkergebieden – kun je de bruine kiekendief aantreffen. Tenminste, in de zomermaanden, want de meeste van onze ‘bruine kieken’ brengen de winter door in West-Afrika. Kenmerkend is hun wat trage vlucht, vaak laag boven de vegetatie, waarbij ze heen-en-weer schommelen, met de ogen gefixeerd naar beneden gericht. Duiken ze plotseling naar beneden dan hebben ze mogelijk een prooi gevangen. Hun voedsel bestaat uit kleine zoogdieren, jonge vogels, eieren, kikkers en aas. Kiekendieven doen wel aan polygamie: een mannetje houdt er soms een aantal vrouwtjes met nest op na. Als er dan jongen zijn is het voor het mannetje extra hard werken. Mannetjes en vrouwtjes zijn makkelijk van elkaar te onderscheiden: mannetjes hebben een bruin lichaam, lichte kop en grijze vleugels met zwarte punten en een grijze staart. De vrouwtjes zijn vrijwel volledig (maar in verschillende tinten) bruin met lichte keel en kruin. Het zijn vrij forse roofvogels, maar hun vlucht doet – door hun lange vleugels en staart – bijna sierlijk aan.
De wespendief is een bijzondere roofvogel. Hij houdt van wroeten in de bodem! En zoals zijn naam al zegt, hij zoekt daar naar wespen, vooral hun larven. Wespen maken hun nesten vaak in de grond. Om die te ontdekken, volgt de wespendief vanuit de lucht waar de vliegende wespen naartoe gaan. Weet hij waar het ondergrondse nest met de larven zich bevindt, dan graaft de wespendief ze uit met z’n poten. Wespen verjagen indringers door te steken. Maar bij de wespendief heeft dat geen effect. Die heeft harde schubben op z’n poten. Ook de veren op de kop zijn zo ondoordringbaar dat ze de steken niet voelen. De wespen kunnen daarom niets anders doen dan toekijken terwijl een wespendief hun broed opeet. Je vindt wespendieven op de Veluwe, Utrechtse Heuvelrug of in de bosgebieden van Drenthe of Noord-Brabant. Wespendieven lijken wel wat op buizerds. Hoe kun je ze uit elkaar houden?
Onze grootste roofvogel is de zeearend. Van snavel- tot staartpunt meten deze vogels bijna een meter, en ze hebben een spanwijdte (dus gemeten van vleugelpunt tot vleugelpunt) tot wel 2.40 meter. Z’n vleugels zijn daarnaast ook best breed, vandaar zijn bijnaam ‘vliegende deur’. De zeearend is zonder meer een succesverhaal van de natuur. Tot ver in de twintigste eeuw waren ze door vervolging en het gebruik van bepaalde gifstoffen in de landbouw nog zeldzaam in Europa; door betere bescherming en het uitbannen van giffen vergaat het de soort steeds beter. Na het eerste broedgeval in Nederland in 2006 gaat het ook hier crescendo. Met inmiddels 30 broedparen is het dak nog niet bereikt. Heel bijzonder dat zo’n enorme roofvogel in ons dichtbevolkte land toch de rust en ruimte vond om zich te kunnen vestigen.
Natuurlijk valt er veel meer te vertellen over deze en andere van ‘onze’ roofvogels. In Nederland zijn wel 36 verschillende soorten roofvogels gezien (!). Maar om te beginnen is daar de meest algemene roofvogel: de buizerd.
De mooiste manier om íedere roofvogel te zien is in volle glorie in de vrije natuur en niet in een show! Ontdek het leed achter roofvogelshows: Roofvogels en uilen zijn niet voor de show. Gebruik deze flyer ook om bezoekers van zo’n show te informeren.
Onder de bescherming van de Omgevingswet vallen alle vogels die van nature in het wild voorkomen op het grondgebied van de Europese Unie.
Wereldwijd wordt de natuur in hoog tempo vernietigd. Om dat te stoppen zijn er in alle landen sterke natuurorganisaties nodig. Vogelbescherming draagt daaraan bij als Partner van BirdLife International en ondersteunt een aantal partners bij hun ontwikkeling.