Long-eared owl, Asio otus - Uilen (Strigidae)
Rode lijst
De ransuil is iets kleiner en oogt slanker dan de bosuil. Opvallend zijn de lange, vaak omhooggerichte oorpluimen en de oranjegele ogen. Hij komt voor in diverse landschapstypen waar open veld aanwezig is met voldoende veldmuizen. De ransuil broedt veelal in oude nesten van eksters of kraaien. ’s Winters verzamelen ransuilen zich in groepen, vlak bij gunstige voedselgebieden.
Meer weten over zes uilen die in ons land broeden? Kijk wat de online cursus Uilen in Nederland te bieden heeft.
De bovenzijde van het verenkleed is geelbruin en gemarmerd, als ‘boomschors’. De onderzijde is licht roestgeel met donkere lengtestrepen. Bij gevaar of verstoring drukt de uil de veren tegen het lichaam en steken de oorpluimen omhoog. De lichaamsvorm is dan lang en dun. Dan valt ook de contrastrijke, ronde gezichtssluier op. In rust hangen de veren losjes langs het lichaam. De poten zijn bevederd.
Man een laag sonoor "hoe", vrouw vibrerend "weeeh" bij het nest te horen. Bedelroep jongen hoog "kie-jèè".
35-37 cm, spanwijdte 90-100 cm
Legperiode tussen eind maart en half april. Legsel gemiddeld 4-6 eieren. In voedselrijke jaren met veel veldmuizen tot 8 eieren. In voedselarme jaren vaak geen broedsel. Eén legsel per jaar, tweede broedsel zeldzaam. Eieren bebroed vanaf het eerste ei. Maakt veelal gebruik van oude kraaien- of eksternesten. Incidenteel broedend op de grond. Jongen verlaten na minimaal 3 weken het nest en klimmen in naburige boomkruinen. Na 5 weken zijn ze vliegvlug. Kenmerkend is de piepende bedelroep van de jongen.
De ransuil bewoont een groot scala aan leefgebieden, variërend van agrarische gebieden tot open bos, bosranden, parken, duinen, heiden, hoogvenen en moerasgebieden. In groot, aaneengesloten bos ontbreekt hij veelal. De ransuil jaagt bij voorkeur in het open veld, langs wegbermen en op plekken met kaalslag in bos. De ransuil broedt en roest bij voorkeur in naaldbomen, die hem de beste dekking bieden. Daarnaast in houtwallen, boomgroepen, hagen en zelfs solitaire bomen.
Hoofdzakelijk woelmuizen, met de veldmuis als belangrijkste prooi. Daarnaast echte muizen (bijv. bosmuis) en kleine vogels als mussen, merels, spreeuwen en vinkachtigen.
Ransuilen zijn veelal verscheidene jaren plaatstrouw aan een nestomgeving, maar niet per se aan hetzelfde nest. Bijvoorbeeld omdat een vorig gebruikt kraaiennest in verval is geraakt. Jonge ransuilen zwermen bij zelfstandigheid uit en kunnen honderden kilometers ver wegtrekken. Vanaf het najaar verzamelen ransuilen zich in groepen en bezetten vaste roestplaatsen. Ransuilen vanuit Noordoost-Europa trekken ’s winters zuidwaarts.
vrij schaarse broedvogel | jaarrond aanwezig | wintergast in klein aantal
Sinds midden jaren zeventig drastische achteruitgang, vooral in gebieden met intensieve landbouw. Achteruitgang met meer dan 5% per jaar sinds 1990.
Aantal broedparen | 2100-3000 (in 2018-2020) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 7000-12.000 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 500-2000 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
De ransuil laat zich vooral ’s winters goed zien op gemeenschappelijke roestplaatsen.
De ransuil komt wijdverspreid over Europa voor. Noordelijk reikt hun verspreiding tot de zuidelijke taiga. De soort ontbreekt in het hoge noorden en op IJsland. Voor heel Europa wordt de populatie ransuilen op 200.000 broedparen geschat.
De ransuil staat op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels als 'kwetsbaar'. Bescherming van deze soort hangt nauw samen met de wijze van landbouw. De ransuil is sterk afhankelijk van veldmuizen. Op veel plekken komen die veel minder voor, ondanks grootschalige uitbraken op graslanden. Verder is het van belang geschikt leefgebied in stand te houden, zoals open groene vlaktes, hagen en houtwallen. Voor nestgelegenheid zijn ransuilen sterk afhankelijk van eksters en kraaien.
Rode Lijsten bevatten soorten die bedreigd worden of kwetsbaar zijn. Rode Lijsten hebben geen officiële juridische status, maar hebben in de praktijk wel een belangrijke signaleringfunctie. Voor deze soorten geldt een hogere prioriteit bij het nemen van actieve beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld door hun leefgebieden te verbeteren. Download het Basisrapport voor de Rode Lijst Vogels volgens Nederlandse en IUCN–criteria.
Vogelbescherming Nederland voert weliswaar geen soortgericht beschermingswerk voor de ransuil uit. Maar in algemene zin heeft de ransuil wél aandacht bij bijvoorbeeld het propageren van natuurlijke erven en onze acties voor een kleinschaliger landbouw waar vogels, insecten en bloemen óók een plek hebben.
Waar geschikt leefgebied voor ransuilen aanwezig is en nestgelegenheid ontbreekt, kunnen kunstnesten worden aangeboden. Bijvoorbeeld in de vorm van met takken of wilgentenen gevlochten open nesten of eendenkorven. Natuurlijke erven kunnen bijdragen aan een beter leefgebied van de ransuil.
De ransuil is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn ransuilen beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de ransuil wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van ransuilen zijn het gehele jaar beschermd, omdat zij jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest. De nesten zijn daarom, voor zover ze niet permanent verlaten zijn, jaarrond beschermd. De locatie van gemeenschappelijke roestplaatsen waar de vogels ’s winters samenkomen is daarnaast ook beschermd. Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal