Yellowhammer, Emberiza citrinella - Gorzen (Emberizidae)
De geelgors is een stand- en zwerfvogel van diverse halfopen landschappen, zoals licht beboste heide, bosranden en agrarisch gebied met heggen, houtwallen en grazige wegbermen. Geelgorzen worden vrijwel uitsluitend aangetroffen in het oosten van het land. De Nederlandse broedvogels blijven hoofdzakelijk in eigen land en vormen wintergroepen op voedselrijke plekken. In uitzonderlijke gevallen gaat het om vele honderden of zelfs meer.
Mannetje is duidelijk te herkennen aan grotendeels gele kop en geel op onderdelen. Vrouwtje en jonge vogels zijn minder duidelijk te herkennen, maar vrouwtje heeft vaak nog veel (licht)geel. In alle kleden opvallende roodbruine stuit en witte buitenste staartpennen.
Zang van mannetje duidelijk herkenbaar: een strofe die wat doet denken aan de 5e symfonie van Beethoven "dzi-dzi-dzi-dzi-dzèèèè". Heeft diverse roepjes maar vaak korte scherpe rollertjes. Meest gehoorde roep is een kort scherp "tsit", een andere roep is een kort en tikkend "plt".
15,5-17 cm
Nestelt zowel op de grond (greppel, onder heg etc.) als in struik of jonge boom. Eileg van half april tot begin augustus, piek in mei-juni. Twee tot drie broedsels per jaar, meestal 3-6 eieren, broedduur 11-14 dagen, nestjongenperiode 10-14 dagen.
Kleinschalig boerenland met houtwallen, singels en bosjes, heide met opslag, hoogveen met opslag, drogere zandgronden. Maakt altijd gebruik van hogere (solitaire) bomen als zangpost en broedt graag in een insect- en zaadrijke omgeving.
Grotendeels zaden, waarbij tarwe en haver de voorkeur krijgen boven gerst, maar ook zaden van bomen zoals spar, den, beuk, druif, maretak en diverse andere zaden. In de broedtijd wordt omwille van de jongen echter ook overgeschakeld naar ongewervelden en insecten. Voedsel wordt merendeels verzameld op de grond.
De Nederlandse broedvogels blijven hoofdzakelijk in eigen land en vormen wintergroepen op voedselrijke plekken. In uitzonderlijke gevallen, zoals de voor de hamster ingerichte akkers in Zuid-Limburg, gaat het om vele honderden of zelfs meer. Doortrek van Scandinavische en Duitse vogels treedt alleen op bescheiden schaal op. De vogels trekken ook zeker overdag, in enkelingen, soms kleine groepjes. De meeste trek vindt plaats in oktober en begin november, van de voorjaarstrek is weinig te merken, het meest nog in februari en maart. Tijdens de trek en in de winter zijn geelgorzen schaars ook te vinden buiten de broedgebieden.
talrijke broedvogel | jaarrond aanwezig | doortrekker en wintergast in groot aantal
De soort is inmiddels verdwenen uit West-Nederland, waar hij lokaal nog een algemene broedvogel was tot halverwege de twintigste eeuw. Ook in Midden-Nederland en delen van de zandgronden namen de aantallen aanvankelijk af. Meer recent neemt de geelgors echter toe in het noordoosten van het land, met name Drenthe.
Aantal broedparen | 19.000-24.000 (in 2018-2020) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 70.000-85.000 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 50.000-200.000 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Noord- en Oost-Nederland. Vooral het mannetje opvallend, zingend vanaf een haag of andere hoge zangpost.
Geheel Europa maar minder langs de zuidrand van Europa en Spanje, waar soort vooral in gebergten voorkomt. Ontbreekt in IJsland.
De geelgors is een van de slachtoffers van de naoorlogse verkavelingruil. De voornaamste oorzaak van de achteruitgang is het verdwijnen van kleinschalige landschapselementen als heggen, houtwallen en extensief beweide graslanden. Met name bij natuurgebieden spelen de toenemende recreatieve drukte en versnippering door aanleg van wegen en bebouwing een rol. De laatste jaren is een groei te zien vooral in Noordoost Nederland.
Vogelbescherming staat voor voldoende natuurkwaliteit in het landelijk gebied, zodat ook vogels, net als insecten, bijen, bloemen en vlinders er een plek hebben. Op verschillende manieren werken we daaraan. Samen met natuurorganisaties, boeren en erfbezitters en via onder meer de campagne Red de Boerenlandvogels en diverse voorbeeldprojecten.
Het behoud van kleinschaligheid in het agrarisch gebied en waar mogelijk het herstel van heggen en houtwallen met een dichte laag struiken, een goed ontwikkelde kruidlaag en kruidenrijke zomen kan de soort kansen bieden. 's Winters - tot in het voorjaar - dienen voldoende kruidenrijke overhoekjes en stoppelakkers (graankorrels!) aanwezig te zijn voor de winteroverleving.
De geelgors is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn geelgorzen beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de geelgors wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van geelgorzen zijn alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal