Rustic bunting, Emberiza rustica - Gorzen (Emberizidae)
Een fraaie, zeldzame gors uit het hoge noorden. Lijkt op een rietgors maar heeft een witte buik, roodbruine stuit, witte vleugelstrepen en een wit vlekje achter op de oorstreek. In zomerkleed komen daar het opvallende koppatroon en de roodbruine band over borst en achterhoofd bij. In Nederland worden jaarlijks één tot enkele exemplaren gezien.
Net als de dwerggors is dit een 'tikkende' gors. Daarmee wordt de typische tikkende roep van deze zeldzame gorzen aangeduid. Volwassen vogels in zomerkleed zijn onmiskenbaar. Het zwartwitte koppatroon (met wit vlekje achter op de oorstreek), de bruinrode borst- en nekband, de rode stuit, de witte vleugelstrepen en de duidelijke roodbruine flankstreping op helderwitte onderdelen maken dat een volwassen bosgors in zomerkleed vrij eenvoudig te determineren is. In najaarskleed zijn de verschillen met rietgors kleiner, maar ook hier zijn de bruinrode flankstrepen, het lichte vlekje op oorstreek en de roodbruine, 'geschubde' stuit opvallend. Bovendien heeft een bosgors vaak een soort kuifje van verlengde kruinveren. De snavel is rozeachtig (grijzig bij rietgors) en de bovensnavel is recht. De poten zijn meestal lichtroze.
De roep van een bosgors lijkt op het "tik!" van de zanglijster, maar dan iets scherper. De zang is een zachte, melodieuze en wat melancholieke strofe, bijvoorbeeld "HUU-tsjiedle-hu-tsjiedlet-jiedlehu".
13-14,5 cm
Het broedseizoen start begin juni. Doorgaans één broedsel per seizoen, maar af en toe ook twee. Het nest wordt gebouwd door de vrouw, waarbij de man wél meehelpt nestmateriaal te verzamelen. Het bestaat uit grassen, korstmossen, mossen, bladeren en naaldboomnaalden. De binnenkant wordt bekleed met dun gras en ander plantenmateriaal, haren en soms veren. Meestal wordt het nest op de grond gebouwd in de buurt van water tussen graspollen of dikke boomwortels, onder bomen, struiken of overhangende planten. Legsel bestaat meestal uit 4-6 eieren die door zowel vrouw als man worden bebroed gedurende 11-13 dagen. De kuikens, die door beide ouders worden gevoed, verlaten het nest na 7-10 dagen. Ze worden dan nog zo’n 2 weken gevoed, tot ze vliegvlug en zelfstandig zijn.
De bosgors heeft een enorm uitgestrekt broedgebied. De soort broedt vanaf Zuidoost-Noorwegen, Midden-Zweden en Finland helemaal Siberië door tot aan de Pacifische kust van Rusland. Broedt in vochtige naaldbossen met hier en daar loofbomen als berk en wilg. Ook in dichte bosschages langs rivieroevers en rond moerassen met veenmos. Territoria worden met name geassocieerd met beverdammen, omdat die voor geschikt moerassig terrein zorgen. Buiten het broedseizoen zijn bosgorzen ook te vinden in droge laaglandbossen en verschillende open terreinen, zoals hogere vegetatie rondom landbouwgronden.
Tijdens het broedseizoen eten bosgorzen voornamelijk zaden en ongewervelden die in moerasgebieden voorkomen, zoals waterjuffers, libellen en steenvliegen. Maar ook andere beschikbare ongewervelden als kevers, rupsen en spinnen. Foerageert meestal op de grond en laag in de begroeiing. Buiten het broedseizoen vaak foeragerend te vinden in rietvelden en allerlei open gebieden, zoals stadsparken. Vaak in groepjes.
Overwintert in het oosten van Azië, in oostelijk China, het Koreaans schiereiland en Japan. Al vroeg in de zomer begint de najaarstrek en vanaf half september zijn de broedgebieden verlaten. Rond die tijd duiken ze ook op buiten hun gewone overwinteringsgebied, bijvoorbeeld in West-Europa en in het Midden-Oosten. Ook tijdens de voorjaarstrek, in april en mei, worden bosgorzen in West-Europa - zelden - waargenomen.
In Nederland worden jaarlijks één tot enkele exemplaren gezien. Meestal in september of oktober, maar ook wel in april of mei. Vrijwel altijd langs de kust. De soort is in zijn broedgebieden behoorlijk afgenomen in aantal.
Aantal broedparen |
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Bosgorzen zijn nog altijd erg zeldzaam in Nederland. Als ze opduiken, is dat vrijwel altijd langs de kust. De Waddeneilanden (en met name Terschelling) hebben wat dat betreft een reputatie hoog te houden. Maar ook de duinreservaten in Noord- en Zuid-Holland zijn goede gebieden voor bosgors.
Broedt vanaf het zuidoosten van Noorwegen via Midden-Zweden en Finland tot diep in Rusland.
Deze soort geldt als wereldwijd niet bedreigd.
Vogelbescherming zet zich in voor een algehele verbetering van de natuurkwaliteit in Nederland. Daar profiteren ook dwaalgasten van.
Verstoor geen dwaalgasten en respecteer de aanwijzingen van terreinbeheerders. Gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk kunnen belangrijk bijdragen aan een basiskwaliteit natuur in Nederland, waardoor het voor vogels aantrekkelijker wordt om in Nederland te verblijven.
De bosgors is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn bosgorzen beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de bosgors wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen, omdat de soort slechts in beperkte mate op doortrek in Nederland voorkomt.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal