European Greenfinch, Chloris chloris - Vinken (Fringillidae)
Groenlingen doen hun naam eer aan: ze laten zich herkennen aan allerlei tinten groen in hun verenkleed. De groenling is oorspronkelijk een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie. Nu dat natuurlijke habitat zeldzaam is, bewoont de groenling vooral cultuurlandschappen: als er maar genoeg dichte struiken zijn. Groenlingen eten zaden. In hun stevige snavel trillen ze daarvan al ronddraaiend de vrucht uit de schil om te worden opgegeten.
Mannetje helder groen gekleurd met opvallende gele randen van de handpennen en gele buitenste staartpennen. In de vlucht goed zichtbaar. Vrouwtje grijzig-groen van kleur. Stevige kegelvormige snavel. Heeft een wat dikkere kop en lichaam dan verwante vinkachtigen. Juveniel grijzer dan vrouwtje en meer gestreept.
Zang met kanarieachtige trillers en een nasaal "tsjwèèè…".
14,5-16 cm
Broedt van eind maart tot in augustus. Heeft meestal twee legsels, met meestal 4 of 5 eieren. Broedduur 11-14 dagen. Maakt een mooi komvormig nest in dicht (stekel)struikgewas of bomen (coniferen). Na het uitvliegen blijven ze nog 2-3 weken bijeen. Groenlingen zijn niet erg territoriaal en broeden soms in een los kolonieverband, waarbij ze wel hun nest verdedigen.
Broedt in halfopen landschappen, veel in de bebouwde omgeving, maar ook bij bosranden of in bos met veel open plekken. Buiten het broedseizoen ook op akkers en braakliggende terreinen met veel voedsel.
Groenlingen eten veel soorten zaden en bessen. In de nazomer vaak terug te vinden op hondsroos, waarvan groenlingen de rozenbottels eten.
Groenlingen zijn merendeels standvogels. Na het broedseizoen trekken ze in groepjes rond. Sommige trekken naar Frankrijk en het Iberisch Schiereiland of zelfs Marokko, vanaf september tot eind november. In ons land overwinteren Scandinavische vogels. De voorjaarstrek loopt van maart tot in mei.
zeer talrijke broedvogel | jaarrond aanwezig | doortrekker en wintergast in zeer groot aantal
De groenling nam sinds 1985 sterk in aantal toe, de soort handhaaft zich goed in de bebouwde omgeving. Ook de aantallen niet-broedvogels uit Scandinavië namen vanaf 1980 toe, maar laten sinds ongeveer 2010 een steile achteruitgang zien met bijna een halvering tot gevolg. In recente jaren laten ook de broedvogels een achteruitgang zien.
Aantal broedparen | 58.000-90.000 (in 2018-2020) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 200.000-400.000 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 200.000-1.000.000 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
In een park of ruig stukje met rozenbottels bij jou in de buurt.
De groenling broedt in een groot deel van het West-Palearctisch gebied in de boreale, gematigde, steppe- en mediterrane zones.
Met de groenling ging het lange tijd de goede kant op en kwam alleen in uitgestrekte open gebieden de soort niet tot broeden. Vanaf 2010 is het aantal getelde niet-broedvogels gehalverd en sinds 2015 gaan ook de broedvogels snel in aantal achteruit. De soort heeft te lijden onder de ziekte het geel, maar ook lijkt het ontbreken van struweel in het stedelijk gebied lijkt groenlingen en andere struikbroeders parten te spelen.
Vogelbescherming zet zich in om algemene soorten zoals de groenling ook algemeen te houden. Dat doen we onder meer door veel voorlichting te geven aan tuineigenaren en erfbewoners over het hygiënisch bijvoeren van vogels, waardoor het geel zich minder snel kan verspreiden onder groenlingen, en een natuurlijke inrichting van de tuinen.
Vogelbescherming spreekt ook met succes gemeenten en ontwikkelaars aan om te kiezen voor een groene leefomgeving, wat niet alleen belangrijk is voor de biodiversiteit, maar bijvoorbeeld ook voor klimaatadaptie en een geluksgevoel van bewoners.
Gezien de toename van de Nederlandse bevolking en de wens veel meer woningen te bouwen, is het essentieel dat groen in een vroeg stadium in de bouwplannen wordt meegenomen in het ontwerp, waarbij de keuze vooral voor inheemse beplanting essentieel is om insecten aan te trekken (en daarmee vogels) en moet ook het beheer (maai- en snoeibeleid) afgestemd zijn op de behoefte van flora en fauna. Ondanks de vele goede voorbeelden die er al zijn, is de weg nog lang om alle betrokken partijen te overtuigen.
Een groenling is niet geholpen met een nestkast, want de soort maakt zelf nesten in dichte struiken. Zorg daarom voor dicht (stekel)struikgewas. De groenling is volop te zien op en rond voedertafels waar ze zonnebloempitten en andere zaden eten. Ook voedersilo's met zwarte zonnebloemzaden worden graag bezocht.
De groenling is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn groenlingen beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de groenling wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van groenlingen zijn alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal