Eurasian Siskin, Spinus spinus - Vinken (Fringillidae)
Iedere winter vertoeven er flinke aantallen sijzen in Nederland. Sijzen zijn zowel polder- als bosvogels. In polders vind je ze vooral in elzensingels, vaak samen met putters. Daar doen ze zich tegoed aan elzenzaad. Acrobatisch hangend aan de ‘proppen’ laten ze zich dan goed bekijken. Op zonnige winterdagen zingen de sijzen in koor. Als ze besluiten te broeden – en dat kan al in februari zijn – geven de mannetjessijzen zich over aan vlinderachtige baltsvluchten onder gezang dat vol zit met imitaties van andere vogels. Ze broeden in wisselende aantallen in ons land, op basis van instroom uit het oosten.
De sijs is een contrastrijke vinkensoort. Mannetje sijs is opvallend geelgroen gekleurd met zwarte kruin, kin en vleugelstrepen. Het vrouwtje is meer grijsgroen en gestreept. Vleugels van beide zijn zwart met contrasterende gele vleugelstreep. Het korte, gevorkte staartje heeft ook gele staartzijden. Groepen foeragerende sijzen kunnen variëren van enkele vogels tot een paar honderd en zijn vaak luidruchtig. De sijs heeft een korte golvende vlucht. Een groepje sijzen maakt een warrelende indruk.
Bekendste roep hoog "plié-è". Zang snel en brabbelend met imitaties van andere vogels.
11-12 cm
Broedt vanaf maart tot in juni, incidenteel tot in augustus. Eén tot twee broedsels per jaar afhankelijk van voedselaanbod, meestal 4-5 eieren. Broedduur 11-14 dagen. Alleen het vrouwtje zit op de eieren. Sijzen broeden meestal alleen, maar ook wel in los kolonieverband tot zo'n twintig paar. Nest van takjes en mos tot zo'n twintig meter hoog in de boom en is moeilijk te zien. De jongen zitten 13-16 dagen op het nest en worden nog wekenlang na uitvliegen gevoerd door beide ouders.
Sijzen nestelen in naaldbos, vooral sparren (maar menging met lariks en dennen kan belangrijk zijn vanwege spreiding in voedselaanbod) en soms in berken. Ze nestelen ook in tuinen, parken en op landgoederen, bijvoorbeeld in coniferen. Je ziet geen sijzen in grote open landschappen. Foerageert vaak in groepen in boomtoppen van bijvoorbeeld zwarte elzen, berken, wilgen en naaldbomen en hangt dan acrobatisch aan dunne twijgjes.
De spitse kegelvormige snavel van de sijs is bij uitstek geschikt om zaden uit sparappels, elzenproppen en berkenkatjes te peuteren. In polders doen sijzen zich vaak tegoed aan elzenzaad waarbij ze aan de 'proppen' hangen. Later in de winter zitten sijzen ook wel op de grond waar ze het verwaaide elzenzaad oppikken. Om in het bos sijzen te zien, kun je het beste larikspercelen opzoeken; daar stropen ze vaak met kepen, kruisbekken en mezen de kegeltjes af, op zoek naar zaad.
Sijzen uit Noord- en Oost-Europa trekken door Nederland vooral tussen eind september en half november en overwinteren hier ook. De meeste trek is waar te nemen in oktober. In het voorjaar vindt de trek plaats tussen februari en april. Als er weinig voedselaanbod is in het noorden, komen de vogels al vroeg (mei/juni) naar Nederland om door te trekken naar Zuid-Europa of hier te blijven. De aantallen verschillen sterk per jaar. Ze trekken in kleine of middelgrote groepjes, waarbij ze meestal korte afstanden afleggen van de ene voedselplek naar de andere, maar soms trekken ze ook sneller door.
schaarse broedvogel | jaarrond aanwezig | doortrekker en wintergast in groot aantal
Sijzen kunnen in sommige jaren tamelijk algemeen zijn in Nederland, en het volgende jaar weer vrijwel volledig ontbreken als broedvogel. In de periode vóór 1970 was de sijs een zeer schaarse broedvogel. Daarna nam de soort stapsgewijs toe tot zo'n 1.800 -2.400 paren in 1992. In de tussenliggende jaren kon de sijs echter bijna overal ontbreken. Uit tellingen in 1998 bleken 500 - 1.200 paren in Nederland gebroed te hebben. De laatste tien jaar is er een lichte toename te zien van het aantal broedvogels.
Aantal broedparen | 300-600 (in 2018-2020) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 100.000-300.000 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 50.000-200.000 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Tijdens de trek en in de winter kunnen in Nederland groepjes sijzen in het hele land opduiken in gebieden met bos, maar ook in de stad of op het boerenland.
In de boreale naaldboszone van Noord-Europa en in bossen op berghellingen in Midden- en Zuid-Europa, van Groot-Brittannië en Ierland tot Sakhalin en het Midden-Oosten. In het noorden komt de sijs voor tot ongeveer 70 graden noorderbreedte. Vooral in de sparrenbossen van Scandinavië is de soort erg talrijk als broedvogel.
De sijs staat niet op de Rode Lijst en geldt in Europa niet als bedreigd.
In de winter kun je in je tuin vogels bijvoeren. Sijzen maken daar gebruik van. Ze eten zaden en pinda's maar zijn ook te vinden op vetbollen.
De sijs is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn sijzen beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de sijs wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van sijzen zijn alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal