Door
Ruud van Beusekom
Vogelbescherming Nederland
Geplaatst op 15 augustus 2016
De kleine strandloper is vele malen schaarser dan de bonte strandloper. Als je bij aankomend hoogwater de aanzwellende massa’s steltlopers bij de hoogwatervluchtplaatsen bekijkt kun je duizenden bonte strandlopers en kanoeten en met geluk honderden krombekstrandlopers zien. Maar daar waar het zeekraal het wad opkruipt, in de marges van het wad, schuifelen de mini-strandlopertjes nerveus rond, op zoek naar minuscuul kleine prooidieren. Het zijn er meestal slechts een paar. In Nederland verblijven in gunstige jaren hooguit een paar duizend kleine strandlopers, tegen honderdduizenden bonte strandlopers.
Kleine strandlopers zijn talrijker in het najaar dan in het voorjaar. In het voorjaar is er een duidelijke trekpiek in mei. In het najaar begint de trek al vroeg: in de tweede helft van juli. Het zijn de volwassen vogels, nog geheel in zomerkleed, die het spits afbijten. De mannetjes zijn helder roodbruin, de vrouwtjes wat fletser. Na deze piek zakken de aantallen weer, om vanaf midden augustus, nu dus, geleidelijk weer te stijgen tot een tweede trekpiek midden september. Dit zijn vooral de eerstejaarsvogels.
In jaren met een goed broedsucces en met veel oostenwind zijn kleine strandlopers talrijker dan in andere jaren. De meeste trekken namelijk oostelijker van ons land door, van de toendra’s van Noorwegen, Zweden, Finland, en Noord-Rusland, op weg naar vooral West-Afrika. In Oost-Afrika overwinteren grotere aantallen kleine strandlopers dan in West-Afrika. Deze zijn afkomstig uit Siberië. Vermoedelijk vooral deze vogels overwinteren tot in Zuid-Afrika.
De beste kans op kleine strandlopers maak je op slikvelden op zoet water in het binnenland. Zoals bijvoorbeeld op de geïnundeerde bollenvelden in streken met bollenteelt, zoals de Kop van Noord-Holland. Bollentellers zetten hun velden een flinke tijd onder water om op die manier van schadelijke aaltjes af te komen. De kunstmatige ondiepe waterpartijen en slikvelden die hierbij ontstaan hebben een magische aantrekkingskracht op veel vogels: allerlei soorten steltlopers, maar ook lepelaars, sterns, meeuwen en eenden. Ze komen er om te rusten, maar ook om voedsel te zoeken.
Op 5 september 1995 werden op de bollenvelden in de Kop van Noord-Holland maar liefst 321 kleine strandlopers gezien, met een maximum van 113 op één veld. Echt trekkend worden ze bijzonder weinig waargenomen. Het maximum is 50, op 20 oktober 2002 bij de Hondsbossche Zeewering (bron: trektellen.nl).