Little Stint, Calidris minuta - Strandlopers (Scolopacidae)
De kleine strandloper behoort samen met de Temmincks strandloper tot de kleinste vertegenwoordigers van de strandloperfamilie. Hij is nog een stuk kleiner dan de bonte strandloper. Hij wordt op het wad gezien, vooral de beschutte delen, maar ook vaak in het binnenland, bijvoorbeeld op onder water gezette bollenvelden. Hij is aan de gitzwarte pootjes te onderscheiden van de Temmincks, die geelgroene pootjes heeft.
Duidelijk kleiner dan de veel talrijkere bonte strandloper; heeft net als deze zwarte poten en snavel, die duidelijk korter is. Ranke poten, maar verder gedrongen gebouwd en snel foeragerend strandlopertje, in prachtkleed met overwegend roodbruin met zwart kleed en witte buik. In najaar zijn de zogenaamde snipstrepen op de rug opvallend; heeft verder een kenmerkende wenkbrauwstreep die zich voor het oog splitst. Zwarte poten, in tegenstelling tot de verwante Temmincks strandloper die groenige poten heeft.
Hoog, dun en vrij zacht "kiep", vaak snel achter elkaar voorgedragen.
12-14 cm, spanwijdte 28-31 cm
Niet sterk territoriaal; monogaam én polygaam. Niet erg plaatstrouw aan broedplaats. Broedt op de grond in meestal niet erg verborgen nest, spaarzaam bekleed met plantenmateriaal. Eén broedsel, meestal 4, soms 3 eieren. Legtijd eind juni-begin juli. Broedduur 20-21 dagen, beide ouders broeden. In geval van polygamie alleen man of alleen vrouw. Jongen zijn nestvlieders. Onbekend na hoeveel dagen ze vliegvlug zijn.
Buiten broedtijd in zoete en zoute milieus: beschut wad, open slikken, kale, modderige oevers van soms kleine plassen. In Nederland vaak in bollenvelden.
In de broedtijd laaggelegen toendra in hoogarctisch gebied, met een voorkeur voor droge grond tussen dwergwilgen, dicht bij moerassige gebieden en kwelders. Ook mossen- en zeggenvegetaties met bulten kraaiheide e.d. Mijdt gebieden met extreem veel neerslag (> dan 250 mm/jaar).
Vooral allerlei ongewervelden. Buiten de broedtijd wormen, slakjes, zoetwatermijten, kleine kreeftachtigen, mieren, waterwantsen, kevers, vliegen en muggen en andere insecten. In de broedtijd vooral muggen en vliegen (en hun larven), kevers. Pikt voedsel snel op, zoekt op zicht en op tast. Boort ook in bovenste laag van slik.
Lange-afstandstrekker. Verlaat broedgebieden in poolstreken direct na de broedtijd, jongen volgen wat later. Breedfronttrek over continent, met veel trekroutes. Overwintert vooral in Afrika ten zuiden van de Sahara, tot in Zuid-Afrika toe; minder in Middellandse Zeegebied. Najaarstrek vooral van juli tot in oktober, voorjaarstrek van april tot eind mei, begin juni. Niet-broeders blijven eerste jaar in overwinteringsgebied. Trekt vooral 's nachts. In Nederland in voorjaar veel schaarser dan in najaar.
doortrekker in zeer klein aantal
Geen duidelijke trend. Aantallen schommelen vooral in najaar onder invloed van broedsucces en ook door overheersende winden tijdens trek (oostenwind of niet).
Aantal broedparen |
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Waddenkust en Delta, maar ook in binnenland, vooral op onder water gezette bollenvelden in augustus en september. In voorjaar veel schaarser.
Broedt alleen in arctisch Noord-Noorwegen, Noord-Finland en Noord-Rusland.
Populaties zijn Europees gezien niet bedreigd. Wel kwetsbaar in doortrek- en overwinteringsgebieden voor inpoldering, watervervuiling, jacht en vangst en verstoring door toeristen.
Geen soortgerichte projecten, profiteert wel van het beschermingswerk in de Waddenzee en de Delta. In de Waddenzee voert Vogelbescherming samen met een groot aantal partners het programma Rust voor Vogels, Ruimte voor Mensen uit, gericht op het verbeteren van broed-, rust- en foerageergebieden voor vogels. In de Delta werkt Vogelbescherming aan natuurherstel in onder meer het Westerscheldegebied en rondom het Haringvliet.
Bewaar afstand van rustende of foeragerend wadvogels.
De kleine strandloper is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn kleine strandlopers beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de kleine strandloper wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen, omdat de soort slechts in beperkte mate op doortrek in Nederland voorkomt.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal