Nu te zien: de krombekstrandloper

Krombekstrandlopers broeden niet in Europa, maar op de toendra’s van Noord-Siberië. Na de broedtijd trekken ze ver westwaarts naar de Waddenzee om later door te vliegen naar West-Afrika. Het is zeker geen algemene vogel, wel een die zeer geconcentreerd voorkomt. De beste plek om hem te zien is de Friese Waddenkust, bijvoorbeeld bij Westhoek en Zwarte Haan. Hier foerageren ‘krombekken’ op het wad en overtijen ze bij hoogwater, soms wel met duizenden tegelijk die je mooi kunt zien vanaf de dijk, zonder ze te verstoren. Elders zijn ze een stuk schaarser of ronduit zeldzaam. Zoek dan vooral tussen de groepen bonte strandlopers, waar ze vaak mee optrekken.

De krombekstrandloper is wat forser dan de bonte strandloper, staat hoger op de poten en heeft een langere snavel. In prachtkleed – en daarin zijn ze nu gestoken – zijn krombekstrandlopers eenvoudig te herkennen aan het prachtig, roestbruine kleed. In vlucht zie je een witte stuit. De volwassen vogels die nu doortrekken ruien wel; de komende weken verliezen ze daarom hun opvallende kleuren en worden ze bleker en grijzer.

De piek van de doortrek van de volwassen krombekstrandlopers is vroeg: in de laatste week van juli. Later in de zomer – augustus, september – trekken er steeds meer jonge krombekstrandlopers door. Die hebben een zeemkleurige borst en daarnaast een opvallend regelmatig geschubde bovenzijde.

Het aantal juveniele krombekstrandlopers varieert sterk van jaar op jaar. Dat hangt af van het aantal lemmingen in de broedgebieden. In een slecht lemmingenjaar (gemiddeld eens in de drie jaar) prederen middelste jagers en poolvossen veel op jonge strandlopers en komen er maar weinig groot. In een goed lemmingenjaar overleven juist veel jongen en zien wij er duidelijk meer in ons land. Een periode met oostenwind helpt wel om ze hier te kunnen zien.

Meer weten over de krombekstrandloper? Kijk dan in onze digitale vogelgids.