Mute Swan, Cygnus olor - Eenden (Anatidae)
Knobbelzwanen stammen deels af van om hun dons gekweekte vogels, maar zijn ook inheems. Als deze grote vogels overvliegen, klinkt een luid fluitend geluid van de vleugels. Niet-broedende zwanen zijn veelal op weilanden te zien, waar ze zich tegoed doen aan gras. Beide partners van een broedpaar zijn elkaar meestal een leven lang trouw. Sterft een van beide vogels, dan zoekt de ander soms pas na enkele jaren een nieuwe partner.
Grote sierlijke witte watervogel. Geheel wit verenkleed. Poten zwart of vleeskleurig ('Poolse zwaan', gekweekte vorm). Jonge knobbelzwanen komen in twee varianten voor: met een bruin verenkleed en een wit verenkleed. Brede, platte, oranje snavel. Het mannetje heeft een grote zwarte knobbel boven de snavelbasis.
Opvallend geluid van vleugelslag, uniek voor deze soort. Verder nogal zwijgzaam, heeft knorrende roep.
140-160 cm, spanwijdte 200-240 cm
Broedt van maart-mei. Een nest per jaar met 5-7 eieren. De vrouw broedt die uit in 36 dagen. Langs de oever of soms in het riet zit de knobbelzwaan op een groot nest van takken, riet en plantaardig materiaal dat door de man fel wordt verdedigd met de kop naar achter, opgezette vleugels en een sissend geluid. Ze broeden vanaf het derde of vierde jaar.
Knobbelzwanen komen overal voor waar zoet water is. Ze broeden in laaggelegen delen van het land, vooral in open graslanden met veel sloten in het veenweidegebied. Ook wel in parken. Ze ruien buiten de broedtijd op open water, zoals de Veluwerandmeren, het IJsselmeer en in de Delta. Niet-broeders zijn ook veel op weilanden te zien.
Het voedsel van de knobbelzwaan bestaat uit waterplanten en waterdiertjes. Zwanen zijn met hun lange hals gespecialiseerd in het grondelen naar waterplanten op diepten waar grondelende eenden niet meer bij kunnen. Verder eten ze gras.
Een deel van de knobbelzwanen blijft in zachte winters in hun territorium. In de herfst en winter kunnen zich grote groepen vormen. Als het koud wordt, is er wel trek, naar bijvoorbeeld Frankrijk. Vogels uit het oosten komen in de winter naar Nederland. Aan het einde van voorjaar kunnen er groepen onvolwassen vogels te zien zijn die in mei-juni naar de ruigebieden trekken.
vrij talrijke broedvogel | jaarrond aanwezig
Het aantal knobbelzwanen neemt sinds 1970 vrijwel alleen maar toe. Vooral in het veenweidegebied is een grote concentratie knobbelzwanen te vinden. De groei is vanaf 2000 gestagneerd. Het aantal overwinterende zwanen is sterk toegenomen.
Aantal broedparen | 7200-9300 (in 2018-2020) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 41.700-48.400 (in 2016-2021) |
Doortrekkers | 38.800-46.300, sep,nov (in 2016-2021) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Parken, weilanden. Tijdens de herfst in groten getale op de Veluwerandmeren.
Knobbelzwanen zijn vooral aan te treffen in de gematigde delen van Europa en hebben een relatief onregelmatige verspreiding.
In de eerste helft van de 20e eeuw werden knobbelzwanen op grote schaal gehouden voor het dons. Toen de 'donsmarkt' in elkaar zakte, zijn de knobbelzwanen massaal vrijgelaten en hebben zich vermengd met wilde soortgenoten. De populatiegroei van broedvogels is gestagneerd.
Vogelbescherming is tegen het afschieten van knobbelzwanen in het kader van schadebestrijding. In de winter foerageren veel zwanen op weilanden. Vogelbescherming is blij dat het zwanendriften per 1 juli 2016 is verboden. Daarbij kunnen zwanen wel vrij rondzwemmen, maar worden ze geleewiekt, zodat ze niet kunnen wegvliegen.
Schade die landbouwers ondervinden van knobbelzwanen moet voldoende worden gecompenseerd, zodat afschieten niet meer nodig is. Dat kan via een ander prijsbeleid (boeren verdienen meer aan hun producten), dan wel door compensatiemaatregelen. Tijdens koude winters kun je knobbelzwanen bijvoeren, maar houd de hoeveelheid brood beperkt. Voer liever doperwten, boerenkool of granen.
De knobbelzwaan is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn knobbelzwanen beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de knobbelzwaan wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van knobbelzwanen zijn alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen.
De knobbelzwaan is door een aantal provincies aangewezen als soort die belangrijke schade veroorzaakt. In de relevante omgevingsverordening is vastgelegd welke maatregelen onder voorwaarden door grondgebruikers mogen worden gebruikt ter voorkoming of bestrijding van belangrijke schade door deze soort.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal