Door
Hans Peeters
Natuurjournalist
Geplaatst op 17 maart 2023
Het Kleinwalsertal is alleen te bereiken via het Duitse stadje Oberstdorf, op ongeveer 800 km van Utrecht. Je rijdt het 16 km lange doodlopende dal in en al heel snel passeer je de Oostenrijkse grens en bevind je je in de deelstaat Vorarlberg. Je waant je onmiddellijk in een andere wereld met aan beide zijden bergen, die hoogten bereiken tussen 1800 en 2500 meter. In volgorde van aankomst bereik je de dorpjes: Riezern, Hirschegg, Mittelberg en Baad. In totaal wonen hier zo’n 5000 mensen, terwijl het aantal toeristenbedden even groot is. ‘s Zomers komen de vakantiegangers om te wandelen door dalen en bossen, langs snelstromende riviertjes, over rijk bloeiende alpenweiden, steeds hoger de bergen in. Met een wandelwegennet van 150 km zijn de mogelijkheden bijna eindeloos. Wintersporttoeristen komen er aan hun trekken met 120 km skipiste, 50 km langlaufloipes en nog eens 50 km geprepareerde wandelpaden. Kortom: het Kleinwalsertal is een geliefd vakantieoord, vooral bij Duitsers en Nederlanders.
Ondanks de grote toeristendruk is het Kleinwalsertal nog steeds in trek bij natuur- en vogelliefhebbers. We ontmoeten Karl Keβler, gepensioneerd onderwijzer en medewerker aan het boek ‘Vögel im Kleinwalsertal’. “De grote toeristendruk geeft vooral problemen in de winter. De meeste broedvogels vertrekken naar het zuiden, maar vogels zoals korhoen, alpensneeuwhoen, steenpatrijs, auerhoen en hazelhoen hebben het niet makkelijk als er veel sneeuw ligt. Ze zoeken schuilplaatsen op onder struiken en zoeken voedsel langs de sneeuwranden. Zolang skiërs op de piste blijven en langlaufers in de loipes, is er weinig aan de hand. Alpensneeuwhoenders weten zich enkele tientallen meters vanaf de piste al veilig. Het probleem is de toename van de off-piste skiërs. Die gaan overal dwars doorheen en jagen de vogels op. Nog groter is het probleem met sneeuwschoenwandelaars. Zij wandelen bij voorkeur op plaatsen waar niemand komt. Er zijn voorbeelden dat ze korhoenders en het toch al zeldzame hazelhoen verstoren. Dat geldt ook voor overdag rustende dwerguilen, ruigpootuilen en oehoes. Een auerhoen landde tussen de skiërs op een van de drukste bergstations.”
In het broedseizoen kunnen vogelliefhebbers hier hun hartje ophalen aan kruisbekken, Europese kanaries en tot voor kort citroensijzen in de naaldbossen. Notenkrakers hoger in de bergen en grauwe klauwieren aan de randen van de alpenweiden. In de lengte van het Kleinwalsertal stroomt de Breitach, een bergriviertje met stroomversnellingen, watervalletjes en kiezeloevers. Dit is het domein van de grote gele kwikstaart en oeverloper. Ook is het een van de beste broedgebieden van de waterspreeuw in Vorarlberg. Karl Keβler: “Wandelaars en spelende kinderen kunnen onbedoeld nesten verstoren als ze van de paden afwijken. Een nieuwe bedreiging voor de waterspreeuw is de toenemende belangstelling voor canyoning. De sporters komen op plaatsen, waar waterspreeuwen tot voor kort ongestoord konden broeden. Een ander fenomeen van de laatste jaren is het kletteren. Kletteraars beklimmen bergwanden, waar nooit iemand kwam. Het is het leefgebied van de rotskruiper, die onbedoeld verstoord en verjaagd wordt. Bergwandelaars die van de paden afwijken kunnen zonder het te weten een steenarend verstoren. Deze roofvogel heeft een leefgebied van 100 km² nodig. Ik wil niet negatief zijn, maar het is wel de realiteit,” benadrukt Karl.
Vroeger kenmerkte het Kleinwalsertal zich door kleinschalige landbouw. Boeren hadden enkele koeien en brachten die ‘s zomers naar de alpenweiden om te laten grazen. Tegenwoordig gebruiken boeren meer kunstmest, maaien met grotere machines en er wordt nog nauwelijks met de hand gehooid. Karl Keβler ziet dit met lede ogen aan. “Door de intensivering van de landbouw en het gebruik van kunstmest is de citroensijs zo goed als verdwenen. Door de kunstmest verdwijnen bloemen, daarmee insecten en hebben zangvogels minder te eten.”
Karl ziet het Kleinwalsertal, waar hij vanaf zijn geboorte woont, veranderen. “Keuterboeren zijn aan het verdwijnen en de infrastructuur wordt steeds beter. Zand- en grindwegen verdwijnen en worden geasfalteerd. Huis- en boerenzwaluwen vinden geen leem meer om hun nest te bouwen. Boeren maken de stallen dicht om de vliegen buiten te houden met als gevolg dat boerenzwaluwen niet naar binnen kunnen om te nestelen.” Ook rondom zijn eigen woning ziet Karl het vogelleven veranderen. “Nog niet zo lang geleden broedden er gekraagde roodstaarten en kool- en pimpelmezen in mijn nestkasten. Tegenwoordig zijn het vooral huismussen die de broedplaatsen innemen. Een soort die het hier steeds beter doet.”
“Een andere zorg is de jachtdruk,” benadrukt Karl. “In grote gebieden mag je niet komen, omwille van de rust voor de edelherten. ’s Winters worden ze bijgevoerd met als gevolg dat er heel veel zijn. In het vroege voorjaar gaan die zelf op zoek naar gras, kruiden en struiken. Ze verstoren de op de grond broedende vogels. Tegelijkertijd mag er in Oostenrijk nog steeds op korhoenders gejaagd worden. Elke jager mag een keer in de twee jaar een korhaan schieten. Hoe wil je dat ooit controleren?”
En ja hoor, zelfs in het appartement waar wij verblijven hangt een opgezette korhaan aan de muur.
Tot slot praten we over de klimaatverandering. Het is een feit dat het ook hier steeds warmer wordt; gletsjers verdwijnen en eeuwige sneeuw op de bergen is minder eeuwig. Toch is Karl Keβler hier terughoudend over. “Ik vind het lastig om nu al veranderingen te constateren.” Als we erover doorpraten constateert Karl toch het verdwijnen van rotszwaluw en grauwe klauwier. De laatste door het gebrek aan grote insecten. Tegelijkertijd nemen roodmus, grote zaagbek en blauwe reiger de laatste jaren toe. Het is duidelijk dat het Kleinwalsertal onder druk staat, net zoals de rest van het Alpengebied. Natuur en toerisme gaan nu nog samen en het een is er dankzij het ander. Ik hoop niet dat we ooit moeten kiezen tussen die twee, dat zou een duivelsdilemma zijn.”
We kijken naar buiten en zien een grote zwerm zwarte vogels overvliegen; alpenkauwen. De kraaiachtige met gele snavel en rode poten leeft hoog in de bergen. In principe zijn ze daar het gehele jaar te vinden en zijn ze vaste bezoekers van de terrassen bij de bergstations. Daar is altijd wel een korst brood of patatje te vinden. ’s Winters wanneer het lastig wordt om een kostje bij elkaar te scharrelen, komen ze in de dalen. ’s Ochtends verschijnen ze met groepen in de dorpen en stropen alles af op zoek naar iets eetbaars. Veertig of vijftig vogels bij elkaar is geen uitzondering en elk dorp in het Kleinwalsertal schijnt zijn eigen club te hebben. Net als kauwen zijn ze erg sociaal, communiceren veelvuldig met elkaar en zijn absoluut niet schuw. Tot ze ’s middags weer vertrekken en de avond en nacht doorbrengen hoger in de bergen.
Met het vertrek van de alpenkauwen wordt het stil in het dal. Sneeuwvlokken vallen inmiddels gestaag in grote vlokken neer. Morgenochtend ligt er weer een vers pak sneeuw, dat vele mogelijkheden biedt voor skiërs, langlaufers en wandelaars. Laten we hopen dat de vogels een rustig en veilig plekje weten te vinden.
Met MijnVogelvinder.nl in de hand herken je vogels door het hele land! Ontdek welke soorten je tijdens het wandelen of fietsen kunt tegenkomen en waar je op moet letten om ze daadwerkelijk te zien.
Vogels zijn er overal en altijd: alledaags en fascinerend, spannend en ontroerend tegelijk. Wij kunnen ons een wereld zonder vogels niet voorstellen. Help mee vogels beschermen en ontvang ook nog eens ons magazine Vogels.