Sommige eenden voelen zich midden in de stad senang. Zo niet de krakeend. Die voelt zich vooral op zijn gemak in drassige weidegebieden, uitgestrekte plassen, moerassen en langs kusten en rivieren. Hoewel het goed gaat met de krakeend en er steeds meer te zien zijn, is een krakeend toch snel over het hoofd gezien. Of aangezien voor een vrouwtje van de wilde eend. Niet zo vreemd, want de krakeend is van een afstand bruingrijs en tamelijk onopvallend. Maar wie met een verrekijker inzoomt, ziet een schitterende eend met subtiele grijstinten, gemarmerde veren en een zeer fraaie tekening.
Voor het eerst in het wild een krakeend herkennen valt niet altijd mee. De kop grijsbruin, de borst grijs, de rug bruingrijs… en als de lucht dan ook nog grijs is dan wordt het helemaal lastig. Het geluid helpt ook al niet, want de krakeendman roept wel "krak", maar zo zacht dat het nauwelijks opvalt. Toch zijn er twee handige trucs waarmee je het krakeendmannetje snel kunt herkennen. Op de flanken is een klein wit vlekje zichtbaar, ter grootte van een suikerklontje. En de man heeft een donkere zwarte bips. Als je het suikerklontje en de zwarte kont ziet, is de krakeend in de pocket!
Het voorjaar is de beste tijd om eenden te bekijken en herkennen. Dan zien ze er vaak precies zo uit als in een vogelgids. Maar in het najaar is eenden kijken een stuk moeilijker. Mannetjes dragen dan het zogenaamde eclipskleed. Ze trekken als het ware ‘vrouwenkleren’ aan en zien ze er allemaal nogal bruin uit. Ze zijn dan in de rui. Naarmate de winter vordert krijgen ze echter steeds meer het prachtkleed terug, waarmee ze in de meeste vogelboeken staan afgebeeld. Dan wordt de herkenning weer een stuk gemakkelijker. Ook de krakeendman krijgt dan weer zijn fraaie gemarmerde verenkleed terug. En zijn zwarte kont!
Vogelsnavels vertellen veel over vogels. Er zijn namelijk veel verschillende snavelvormen in vogelland en die hebben allemaal een eigen functie.
Huismussen, groenlingen en vinken zoals deze appelvink hebben een stevige kegelsnavel die geschikt is om zaden te kraken.
Vogels met een forse puntsnavel, zoals spreeuwen, merels, zanglijsters, koperwieken en kramsvogels kunnen insecten, larven en pieren uit de grond peuren, maar de snavel is ook uitstekend geschikt voor het prikken in fruit en het plukken van bessen.
Insecteneters als de roodborst, winterkoning en mezen hebben een kort priemsnaveltje waarmee ze insecten en spinnen uit alle kieren en gaten kunnen peuren.
Met hun kenmerkende spatelsnavel filteren eenden voedsel uit het water. Dat kunnen planten en zaden zijn, maar ook slakjes, kreeftjes, insectenlarven of zelfs visjes.
Zo is er een oneindige variatie aan snavelvormen, die je als beginnende vogelkijker helpt bij determinatie.
Eenden die fluiten? Ja, die bestaan echt. De smient is een fluiteend. Vaak is een groep overvliegende smienten al van veraf te horen. Steeds een paar korte fluittonen achter elkaar. Een grote groep smienten levert zelfs een compleet fluitconcert op. De smient is in ons land een wintergast. In de zomer zijn ze op een hand te tellen. Maar in de winter komen ze met duizenden tegelijk uit het Hoge Noorden aan en zijn ze gemakkelijk te zien op graslanden en dobberend op grote meren.
Smientenmannen zijn een lust voor het oog. Ze hebben een prachtige roodbruine kop met een opvallende gele kruin. De vrouwtjes zijn ook goed herkenbaar. Ze zijn duidelijk roodbruiner dan andere eendenwijfjes. In het najaar gebeurt met het mannetje hetzelfde als bij alle andere eendensoorten. Ze gaan in de rui en verliezen hun prachtkleed. Ze lijken dan sprekend op de bruinrode vrouwtjes en zijn al hun vrolijke kleuren kwijt.
De bergeend die hierboven naast de smient staat afgebeeld is door zijn knalrode snavel snel van een smient te onderscheiden. Ook de witte borst en de donkere kop van de bergeend zijn heel anders dan de roze borst en de bruine kop van de smient.
Smienten zijn grondeleenden en staan regelmatig op hun kop in het water om de bodem af te zoeken naar eetbare slakjes en waterdiertjes. Maar in Nederland zien we ze vooral als grazers. Met name in het vroege voorjaar is het goed eenden kijken langs de grote rivieren en in drassige polders. Vanuit het water lopen de smienten dan vaak in slagorde het land op om net als ganzen te gaan grazen. Als er gevaar dreigt gaan ze weer zo snel mogelijk terug naar het water. Elke verplaatsing gaat daarbij gepaard met veel gefluit.
Tot ver in de vorige eeuw mocht er nog geschoten worden op een hele reeks trekvogels. Vogels zoals watersnippen, houtsnippen, maar ook een hele reeks eenden, waaronder, de wintertaling, de kuifeend en ook de prachtige pijlstaart werden voor de lol geschoten. Dankzij een pittige actie van Vogelbescherming in de jaren negentig is het gelukt de jacht op een hele reeks vogels te beëindigen. Ook de jacht in natuurgebieden behoort nu nagenoeg tot het verleden. Dat betekent niet alleen dat er veel minder vogels geschoten worden maar ook dat allerlei andere vogelsoorten, die werden verstoord door de jacht, nu met rust worden gelaten. Daardoor zijn de vogels ook minder schuw geworden en zijn ze beter van dichtbij te bekijken. Dus niet alleen winst voor de vogels maar ook voor ons: niet schieten maar… genieten!
Bij een mooie-eenden-verkiezing zou de pijlstaartman hoge ogen gooien. Met zijn slanke sneeuwwitte hals die met een sierlijke tekening overgaat in de chocoladebruine kop, de lange puntige ‘pijlstaart’ en de prachtige sierveren op de rug, zou hij veel juryleden inpakken. Door dit fotomodel-uiterlijk is de pijlstaart gemakkelijk te herkennen. Ook van veraf. Dan is de puntige staart goed te zien en valt de witte borst op. Pijlstaartvrouwen zijn veel moeilijker te herkennen. Ze zijn fijn grijsbruin getekend, bijna gemarmerd. Het model is slanker en de staart steekt net iets verder uit dan bij andere eenden.
Er broeden jaarlijks slechts enkele pijlstaarten in Nederland. In de zomer zul je dit fotomodel dan ook zelden aantreffen. De pijlstaart is net als de smient vooral in de winter in ons land te vinden. In uiterwaarden, binnenlandse meren of getijdengebieden als het waddengebied en de delta. Vaak trekken pijlstaarten dan samen op met smienten. Maar als de winter heel streng is, vliegen ze verder zuidwaarts. Ze zijn in de vlucht goed herkenbaar aan de lange nek en lange staart. Het geluid van de pijlstaart hoor je niet zo vaak. Een kort en helder ‘kruuu’.
Van veraf worden pijlstaarten wel eens aangezien voor grote zaagbekken. Let dan op de kleur van de flanken. De grote zaagbek heeft roomwitte oplichtende flanken, de pijlstaart is grijs aan de zijkant.
Wil je meer weten over de soorten uit deze vogelles of over andere vogels die in Nederland voorkomen? In de webshop van Vogelbescherming zijn veel goede boeken, voor beginners en gevorderde kijkers, verkrijgbaar. Maar je kunt ook gewoon in onze online vogelgids kijken.
Hopelijk pik je veel op over vogels in deze cursus en geniet je nu nog meer van vogels. Hun aanwezigheid is niet vanzelfsprekend. Veel vogels dreigen zelfs uit ons land te verdwijnen. Duizenden supporters van Vogelbescherming helpen met een gift. Jij kunt vogels ook een tikkie helpen. Doe je mee?
Vogelkennis bouw je langzaam op. Hieronder 6 vragen om je kennis over vogels verder te verrijken. De vragen gaan deels over deze les en deels over nieuwe kennis. Soms moet je dus misschien iets opzoeken. De online vogelgids van Vogelbescherming kan daarbij handig zijn.
In deel 8 van de cursus Vogels in Nederland vertellen Camilla en Nico over de ooievaar en de kerkuil en hoe deze twee prachtige vogels van de rand van de afgrond werden gered in Nederland.