Door
Jeanet van Zoelen
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 19 augustus 2019
Eten, eten en nog eens eten. Trekvogels denken aan niets anders, tot ze soms wel twee keer zo zwaar zijn als normaal en alle energie uit dat voedsel hebben opgeslagen als vet. Zo bereiden ze hun reis voor naar het zuiden, waar ze overwinteren. Stel het u voor: in een paar weken twee keer zo zwaar als u nu bent! Voor mensen gruwelijk ongezond, maar voor vogels niet.
Dat vet lévert weer energie als trekvogels non-stop lange afstanden vliegen en onherbergzame gebieden – zoals woestijnen – oversteken. Vet is gewoon de ideale manier om energie in het lichaam te bewaren. Het is compact (dus gemakkelijk mee te dragen), geeft véél energie (om de vleugels te bewegen) en weinig afvalstoffen (waardoor de spieren minder snel verzuren).
In korte tijd zoveel vet opslaan dat je lichaamsgewicht verdubbelt, is echter geen gemakkelijk werkje. Om dat mogelijk te maken verandert het lijf van trekvogels soms op onvoorstelbare manieren voor en tijdens de trek. Het opvetten wordt aangestuurd door hormonen, die ook het eetgedrag veranderen, ze lijken plotsklaps onverzadigbaar.
De kanoet is een mooi voorbeeld van een vogel waarbij het hele inwendige lichaam verandert voor vetopslag. Zo is zijn maag extra groot tijdens het opvetten, om snel te kunnen schransen. Maar tijdens de lange vlucht van het noordpoolgebied naar Afrika, wordt zijn maag juist verkleind tot een minimum aan ruimte en gewicht. Onderweg eet hij toch nauwelijks, dus een grote maag is dan overbodige ballast. Het opgeslagen vet wordt via het bloed direct naar de spieren gevoerd.
Een vogel die onvoldoende opvet, komt tijdens zijn reis brandstof tekort en moet landen om te eten. (Kanoeten doen dat in ons Waddengebied.) Die tussenstops zijn nadelig, want de vogel verspeelt kostbare tijd. Nakomers beginnen namelijk vaak te laat aan hun nest, waardoor er niet genoeg eten meer is als hun jongen uit het ei kruipen.
Echter: een vogel die té vet wordt, is traag en vliegt minder snel op, die wordt eerder gepakt door een roofdier. Vogels streven dus naar precies vet genoeg.
Er zijn ook trekvogels die het bescheidener aanpakken. Lepelaars bijvoorbeeld trekken stapsgewijs naar het zuiden en tanken tussendoor steeds even bij. Ze vliegen van moeras naar moeras, eten daar goed veel vis en leggen per keer ‘slechts’ een paar honderd kilometer af. Maar ook zij doen aan opvetten, alleen wat minder extreem.
Ook dichter bij huis zijn de tekenen van de aanstaande trek overduidelijk. Let er maar eens op. Zanglijsters en spreeuwen storten zich nu (of binnenkort) massaal op de struiken die al bessen geven, (zoals vuurdoorn, vlier en Gelderse roos), want dat is ideaal trekvogelvoer. Ze kunnen per dag hun lichaamsgewicht aan bessen eten, net zo lang tot ze helemaal klaar zijn voor hun bescheiden trek naar Frankrijk of Zuid-Engeland.
Vogels trekken ’s winters niet zuidelijk om vorst en sneeuw te ontvluchten, want kou kunnen ze prima hebben, zolang ze maar genoeg eten. Uit voedsel halen ze namelijk de energie om warm te blijven. Het knelpunt is dus eten: ’s winters kruipen de insecten diep weg en zijn de dagen kort, dus is er minder zoektijd. Veel vogels trekken dan zuidelijk, omdat voedsel vinden daar gemakkelijker is.
Er zijn vogels die altijd trekken (gierzwaluw), vogels die altijd hier blijven (huismus) en vogels die ieder jaar opnieuw bepalen wat ze doen (roodborsten, lijsters en spreeuwen). Hoe ze het aanpakken hangt af van hun leefwijze.
Miljoenen vogels maken gebruik van het Waddengebied. Maar hoe weet je waar de vogels het best te zien zijn, wanneer het hoogwater is en hoe herken je ze? Onze gratis app Wadvogels lost die problemen in één keer op.
Word jij ook zo blij van vogels in je tuin of op je balkon? Hang je wel eens een vetbolletje voor ze op? Je kunt nog meer doen. Doe de gratis Postcode Vogelcheck en ontdek welke vogels in jouw buurt leven en hoe je deze vogels kunt helpen.