Geplaatst op 8 juni 2017
Iedereen ziet het, iedereen hoort het: de weidevogels nemen sterk af. Menig boer en vrijwilliger werkt er hard aan om de weidevogels te redden. Hoe frustrerend is het dan als de eieren en kuikens worden opgevreten door een roofdier. Op sociale media en in kranten loopt de discussie over predatie regelmatig hoog op. Vogelbescherming krijgt vaak woedende verwijten dat wij onze ogen sluiten voor het fenomeen. Terwijl het zo duidelijk zichtbaar is. De vraag die daarbij aan de orde is: zijn weidevogels te redden door alleen de predatoren aan te pakken?
Predatie is de wetenschappelijke term voor het verschijnsel dat de ene soort de andere opeet. Heel de natuur draait daar om. De merel trekt een worm uit het gras, de uil vangt een muis, en vos of hermelijn pakken een ei of jong kuiken. Als een vos een paar nesten van een grauwe gans plundert zal menig boer daar zelfs blij mee zijn. Ook de blauwe reiger die muizen uit het gras vangt is een welkome gast. Dat verandert als predatie bijdraagt aan het zeldzamer worden van soorten waar boeren en beschermers hun uiterste best voor doen.
Er is het nodige onderzoek gedaan naar predatie van weidevogels. Het blijkt dat er meerdere daders zijn. Vossen, marters, roofvogels en reigers; allemaal eten ze weidevogels. Maar ze dragen niet allemaal in gelijke mate bij aan het probleem. Het merendeel van de nestpredatie vindt ’s nachts plaats, door zoogdieren als vos of marter. Verstoring, bijvoorbeeld door recreatie (loslopende honden!) of agrarische werkzaamheden (maaien), maken de weidevogelnesten en -kuikens overdag zichtbaar. Vooral (roof)vogels profiteren daarvan. Die predatie springt vooral in het oog.
De stand van veel predatoren is toegenomen sinds de jaren ‘60. De weidevogelaantallen namen sinds die tijd af. Op basis hiervan zou je gemakkelijk kunnen concluderen dat het verdwijnen van de weidevogels door predatie komt. Maar dat is te kort door de bocht. De basis van het probleem zit ‘m in veranderingen in het landschap en ontwikkelingen in de landbouw. Waarbij opgemerkt zij dat ook menig weidevogelreservaat beter kan worden beheerd. Door laag waterpeil, aanleg van wegbeplanting, bosjes, nieuwe wegen en oprukkende bebouwing wordt ons landschap zowel steeds aantrekkelijker voor roofdieren als tegelijkertijd minder geschikt voor weidevogels. En dan kan het hard gaan.
In geschikte weidevogelgebieden is predatie in principe geen gevaar voor het voortbestaan van soorten als de grutto. Dat zit zo. In gebieden met voldoende hoge waterstand en met flinke stukken kruidenrijk grasland met veel insecten groeien kuikens gezond op. Fitte kuikens die makkelijk aan eten kunnen komen, kunnen zich langer verstoppen en hebben zo minder last van predatie. Bovendien kunnen weidevogels hun kuikens in zo’n gebied beter verdedigen tegen potentiele rovers.
Kortom, als er voldoende geschikt leefgebied is voor weidevogels en hun kuikens dan is predatie de natuurlijke gang van zaken en vormt het geen gevaar voor het voortbestaan van soorten. Maar toch gaat het de laatste jaren in een aantal op het oog goede gebieden toch mis door predatie. In 2016 kwamen in top-weidevogelgebieden Workumerwaard en Haanmeer (Zuidwest-Friesland) bijvoorbeeld nauwelijks jongen groot, vooral door vossen. Daar vormt predatie een groot probleem bij het redden van de weidevogels.
Goede weidevogelgebieden zijn vandaag de dag teveel versnipperd geraakt: eilandjes in een groene zee van raaigras waar weidevogels niks aan hebben. Daardoor zijn de vogels die hier leven kwetsbaarder geworden. Niet alleen voor predatie door zoogdieren, maar ook door gevleugelde predatoren. Wanneer flink veel grutto’s, kieviten en scholeksters bij elkaar zitten kunnen ze zich samen behoorlijk verdedigen. Een overvliegende kraai of roofvogel wordt meteen van alle kanten aangevallen en het lukt de weidevogelluchtmacht vaak de eier- of kuikendief te verjagen. Maar in te kleine weidevogelgebieden zitten niet genoeg vogels bij elkaar om een pact te kunnen sluiten tegen gevleugelde predatoren.
Natuurorganisaties, ook Vogelbescherming, zoeken naar oplossingen van het probleem van predatie die werken en recht doen aan het feit dat predatie bij de natuur hoort.
Als een weidevogelpopulatie onvoldoende groot is en de inrichting en het beheer van een gebied niet op orde zijn, dan werkt alleen het bestrijden van predatoren niet. Schiet je bijvoorbeeld een vos, dan kun je er op wachten tot een nieuwe opduikt of dat marterachtigen hun plaats innemen: dweilen met de kraan open.
Vogelbescherming pleit er daarom voor dat er op gebiedsniveau goede plannen komen waar nauwkeurig gekeken wordt of er met het tegengaan van predatie het probleem echt wordt verminderd. En als dat het geval is wat de beste methode is om predatie tegen te gaan. Dat is dus niet alleen maar schieten, maar vooral ook het gebied minder aantrekkelijk maken voor predatoren en aantrekkelijker voor weidevogels.
Om overmatige predatie effectief tegen te gaan, moeten we vooral goed begrijpen hoe de roofdieren leven. Een goede monitoring en wetenschappelijk onderzoek blijven hard nodig om meer te weten te komen. Alleen al omdat soorten dynamisch zijn. Kijk bijvoorbeeld naar de opmars van de steenmarter. Maar degelijke onderzoeken duren lang, terwijl het voor de weidevogels 5 voor 12 is. Op korte termijn is het verstandig om bij predatieproblemen ook te kijken naar tijdelijke maatregelen.
Wanneer de vos de hoofddader is, kan het uitrasteren van belangrijke weidevogelgebieden met elektrisch schrikdraad soelaas bieden. Op verschillende plekken in Nederland zijn er positieve ervaringen mee opgedaan. De Stichting Vrienden van het Boerenland (omgeving Zwolle) en Stichting de Hoge Weide (omgeving Castricum) weten er al een flink aantal jaren hun weidevogelpopulaties mee in stand te houden. Vogelbescherming is nauwe betrokken bij plekken waar nu wordt uitgerasterd en waar onderzoek naar dit middel wordt gedaan.
In Engeland wisselden de ervaringen. Soms werkte schrikdraad goed, maar op andere plaatsen nam het positieve effect na enkele jaren weer af. Uitrasteren kan dus tijdelijk een oplossing zijn om in goede weidevogelgebieden met veel vossenpredatie toch voldoende kuikens te laten opgroeien. Maar net als met afschot van ‘probleemvossen’ mogen we er geen wonderen van verwachten.
Hamvraag: zijn weidevogels te redden door alleen de predatoren aan te pakken?
Naar de mening van Vogelbescherming worden met alleen de aanpak van predatoren de weidevogels niet gered. De toename van bebouwing en infrastructuur, intensivering van de landbouw en de toegenomen predatiedruk staan niet los van elkaar. Predatie wordt pas een echt probleem bij kleine en verzwakte (weidevogel)populaties. Het landschap zal predatoronvriendelijker en weidevogelvriendelijker moeten worden gemaakt. De kwaliteit van het leefgebied bepaalt in hoge mate de kans van een (vliegvlug) kuiken om als broedvogel terug te keren. Alleen door een goed leefgebied van voldoende omvang te creëren kan een duurzame populatie weidevogels behouden blijven. In die gebieden zullen geregeld maatregelen tegen predatie nodig zijn, maar dan wel goed afgewogen en gecontroleerd.
Lees dan hier ons uitgebreide standpunt over predatie. Daar vindt u ook verwijzingen naar het wetenschappelijk onderzoek op basis waarvan we ons standpunt hebben bepaald.
Mail uw reactie aan het Servicecentrum van Vogelbescherming. Dat kan via dit formulier.