Great Grey Shrike, Lanius excubitor - Klauwieren (Laniidae)
Rode lijst
Klapeksters zijn vogels van ruige, vaak licht beboste open terreinen. Geen broedgevallen in Nederland meer sinds 1999. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit woelmuizen en kevers, in de winter ook zangvogels. In ons land overwinteren klapeksters uit noordelijker streken. Ze kunnen aangetroffen worden op allerlei uitzichtpunten op heide en hoogvenen, ook wel in de duinen en open moerasgebieden. Net als andere klauwieren spietsen ze prooien aan stekels en aan prikkeldraad, om op deze wijze een voorraad aan te leggen.
Typische klauwier met lange staart en haaksnavel. Bovendelen en kruin lichtgrijs, onderdelen wit, zwart masker, vleugels zwart met witte vlek en staart zwart met witte rand.
Roep wordt weinig gehoord, zang nog minder (door het winters voorkomen); roep is een scherpe triller, iets dalend.
21-26 cm
Legt vanaf eind maart tot mei 4-6 eieren. Broedduur 14-18 dagen. Broedt in Noord-Europa in berkenbossen, moerassen en hoogvenen. Het nest wordt zorgvuldig in elkaar gezet door beide vogels. Het bevindt zich meestal hoog in bomen, maar ook wel in dicht struikgewas. Het vrouwtje broedt, het mannetje voert eten aan. De jongen zijn vliegvlug na 14-20 dagen, maar worden nog 3 weken gevoed door de ouders en verlaten het ouderlijk territorium pas 3-4 weken later.
Structuurrijke heiden en hoogvenen met een geleidelijke overgang van open gebied naar (loof)bos. Het leefgebied van de klapekster is vaak iets droger dan dat van zijn naaste verwant, de grauwe klauwier. Belangrijke voorwaarde is dat er voldoende prooidieren aanwezig zijn: muizen, hagedissen, loopkevers en andere kleine dieren. Alleen in een voldoende intact en gevarieerd gebied zijn deze in voldoende hoeveelheid aanwezig.
Uit onderzoek van braakballen van klapeksters blijkt dat 's winters vooral (mest)kevers het slachtoffer zijn, maar ook zangvogels en muizen worden regelmatig verschalkt.
De meeste populaties zijn (gedeeltelijk) trekvogel, in Zuidwest-Europa verplaatsen de vogels zich relatief weinig. In Nederland komen in de winter voornamelijk vogels voor vanuit Scandinavië. De soort trekt in enkelingen, vaak 's nachts. De meeste vogels verlaten vanaf de nazomer - met als piek september–oktober - hun broedgebied en keren daar vooral in maart-april weer terug.
verdwenen broedvogel | wegtrekkend | doortrekker en wintergast in zeer klein aantal
Voor de eeuwwisseling was de soort nog een broedvogel in Nederland - rond 1950 minimaal nog enkele tientallen broedparen -, maar in de twintigste eeuw was al sprake van een dalende trend, die niet afnam. In 1999 was het laatste zekere broedgeval. De laatste jaren neemt de soort wel licht toe als overwinteraar.
Aantal broedparen | 0 (in 2023) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 300-400 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 100-500 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
's Winters en in oktober, zit vaak op grote heidevelden. Opvallende uitkijkposten (boomtoppen).
Twee (onder)soorten van de klapekster komen vooral in West-Europa voor. In Zuid-Frankrijk en het Iberisch Schiereiland is de zuidelijke klapekster (Lanius meridionalis) aanwezig, in het noordelijker leefgebied de 'gewone' klapekster. Deze worden tegenwoordig als twee aparte soorten beschouwd. De 'gewone' klapekster komt voor in Duitsland, Polen en Scandinavië.
De klapekster is uit Nederland verdwenen als broedvogel sinds de eeuwwisseling en staat daarom op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels. Ook in de EU gaat het slecht met deze soort, al is er recent in Duitsland een opleving.
Rode Lijsten bevatten soorten die bedreigd worden of kwetsbaar zijn. Rode Lijsten hebben geen officiële juridische status, maar hebben in de praktijk wel een belangrijke signaleringfunctie. Voor deze soorten geldt een hogere prioriteit bij het nemen van actieve beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld door hun leefgebieden te verbeteren. Download het Basisrapport voor de Rode Lijst Vogels volgens Nederlandse en IUCN–criteria.
Gezien de enorme achteruitgang van de grauwe klauwier en het verdwijnen van de klapekster als broedvogel in Nederland organiseerden Sovon, Vogelbescherming en de Stichting Bargerveen in 2012 Het Jaar van de Klauwieren. Dat leverde veel kennis op die kan bijdragen aan een betere bescherming van deze specialistische soorten.
Om de klapekster terug te krijgen als broedvogel is in ieder geval grootschalig herstel van heide- en hoogveengebieden nodig. Dat in combinatie met de nodige beheermaatregelen en rust zou een aantrekkelijk habitat kunnen zijn. De kans daarop lijkt niet heel groot. Maar terreinbeheerders en overheden kunnen ook maatregelen treffen waardoor de wintergasten uit Scandinavië het meer naar de zin hebben in Nederland. Voldoende variatie en voedselaanbod zijn daarbij belangrijk. Het lijkt er overigens wel op, zoals onderzoek aantoont, dat het aantal klapeksters in Nederland vooral afhangt van processen in de Scandinavische broedgebieden.
De klapekster is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn klapeksters beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de klapekster wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen, omdat de soort slechts in beperkte mate als wintergast in Nederland voorkomt.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal