Common Crane, Grus grus - Kraanvogels (Gruidae)
Rode lijst
De kraanvogel broedt sinds 2001 in het Fochteloërveen en maakte daarmee zijn comeback in Nederland als broedvogel, na eeuwen van afwezigheid. Intussen hebben kraanvogels ook andere plekken ontdekt waar ze kunnen broeden. Een groot succes voor natuurbeschermers in Nederland. Kraanvogels broeden in uitgestrekte moerasbossen en hoogvenen. De vestiging in Nederland valt samen met een sterke groei van de Duitse broedpopulatie, die zich bovendien in westelijke richting uitbreidt. Die populatiegroei heeft zich over grote delen van Noord- en Oost-Europa afgespeeld. De kraanvogels die in Nederland doortrekken, broeden in Scandinavië en overwinteren in Zuid-Spanje en noordelijk Afrika. Ze pleisteren in enkele gebieden in Nederland zoals de Peel, het Dwingelderveld en het Leersumse veld. Hun trompetterende roep is onmiskenbaar.
Voor het grootste deel blauwgrijs maar rug in broedtijd meestal roestbruin. De verlengde en volumineuze tertials (binnenste armpennen) geven kraanvogels bijna een struisvogelachtige 'staart'. De kop en hals zijn opvallend getekend met een zwarte voorhals en kin en een witte achterhals en achterhoofd. De naakte huid bovenop de kop is rood van kleur. Onvolwassen vogels hebben een bruinige kop zonder opvallende tekening. Vliegt met gestrekte hals en kent een balts waarbij de vogels 'dansen' en sprongen maken.
Luid getrompetter.
95-120 cm, spanwijdte 180–200 cm
Broedt vanaf april. Heeft één legsel per jaar van meestal 2 eieren. Broedduur: 30 dagen. Nestelt op de grond. De jongen die meteen het nest verlaten, kunnen na ongeveer 9 weken korte stukjes vliegen.
Trekkende vogels kunnen overal worden gezien, maar in Nederland vooral in het oosten en zuiden. Hun broedgebied bestaat uit uitgestrekte moerasbossen en hoogvenen. Buiten het broedseizoen voornamelijk in open gebieden te vinden, zoals akkers en weilanden, ook in hoogvenen.
Een omnivoor. Voornamelijk plantaardig materiaal (oogstresten, eikels), maar soms ook, vooral in het broedseizoen insecten (vliegen, kevers, rupsen bijv.) of kleine zoogdieren. Foerageert door rustig te lopen en om zich heen te kijken en te pikken.
De in Nederland doortrekkende kraanvogels broeden in Scandinavië en overwinteren in Zuid-Europa en noordelijk Afrika. Eind februari, begin maart is dé tijd voor de voorjaarstrek. Tienduizenden kraanvogels die overwinterd hebben in Spanje en Frankrijk trekken naar het noordoosten, richting de broedgebieden in Noord-Europa. Kraanvogels hebben tamelijke vaste verblijfplaatsen en dito trekroutes, zowel in het voor- als najaar. Ze trekken in lange slierten, V’s of in rommelige groepen. Regelmatig maken ze ook gebruik van thermiek. Ze roepen veel, vooral bij landen en opstijgen. De piek in de najaarstrek ligt meestal eind oktober, maar loopt door tot december.
uiterst schaarse broedvogel | jaarrond aanwezig | doortrekker in vrij klein aantal
Vanaf 2001 broeden er kraanvogels in ons land. Het aantal broedparen is klein maar groeit langzaam. De meeste broedgevallen vonden plaats in het Fochteloërveen. Ook in het Dwingelderveld is verschillende malen gebroed en vanaf 2014 ook in Engbertsdijksvenen. De aantallen doortrekkers nemen toe, zoals ook de Noordwest-Europese broedpopulatie toeneemt.
Aantal broedparen | 49 (in 2023) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 50-100 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 200-1000, okt-nov,mrt (slaapplaats) (in 2016-2021) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
In het Fochteloërveen op de grens van Friesland en Drenthe laten de vogels zich na de broedtijd (augustus) goed zien.
Kraanvogels broeden in Centraal- en Oost-Europa (en verder tot in Siberië en Centraal-Azië. Duitsland, Polen, de Baltische Staten en Scandinavië zijn de belangrijkste kraanvogellanden. Zweden heeft het grootste aantal broedparen.
In het Fochteloërveen zijn door natuurbeheerders veel ingrijpende maatregelen getroffen om de natuurkwaliteiten van het gebied te verbeteren, en met succes. Doordat het hele ecosysteem hiervan profiteert, is er ook ruimte ontstaan voor de kraanvogel. Niet alleen is het gebied erg rustig (mensen mogen er slechts zeer beperkt in), er is ook voldoende voedsel voor deze vogels te vinden. Omdat de Nederlandse populatie klein is, staat de soort op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels in de categorie Gevoelig. De kraanvogel staat voor het eerst op de Rode Lijst, omdat het een nieuw gevestigde broedvogel betreft met een nog zeer kleine populatie.
Rode Lijsten bevatten soorten die bedreigd worden of kwetsbaar zijn. Rode Lijsten hebben geen officiële juridische status, maar hebben in de praktijk wel een belangrijke signaleringfunctie. Voor deze soorten geldt een hogere prioriteit bij het nemen van actieve beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld door hun leefgebieden te verbeteren. Download hier het Basisrapport voor de Rode Lijst Vogels volgens Nederlandse en IUCN–criteria.
Vogelbescherming zet zich in voor de verdere verbetering van Natura 2000-gebieden in Nederland. Het Fochteloërveen is zo'n gebied waar de terreinbeheerders alle eer toekomt voor het creëren van een gebied dat zelfs door de kraanvogel geschikt wordt geacht om te broeden. Via haar netwerk van vrijwillige WetlandWachten houdt Vogelbescherming een oogje in het zeil bij de bijzondere natuurgebieden. De WetlandWacht voor het Fochteloërveen is Herman Feenstra, die onvermoeibaar voor de belangen van de natuur aldaar opkomt.
Kraanvogels zijn schuwe vogels die gevoelig zijn voor verstoring. Als je je als recreant in het Fochteloërveen houdt aan de aanwijzingen, kun je volop genieten van deze sierlijke vogel. Het is aan overheden en terreinbeheerders om gebieden van voldoende omvang te creëren waar deze vogels in alle rust kunnen broeden. Verstoring door les- en sportvliegtuigen boven het Fochteloërveen is een steeds groter probleem.
De kraanvogel is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn kraanvogels beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de kraanvogel wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van kraanvogels zijn niet standaard het gehele jaar beschermd. In sommige provincies kunnen de nesten wel jaarrond bescherming genieten als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
Verschillende natuurgebieden die door kraanvogels worden gebruikt als broedgebied, foerageergebied of slaapplaats, zijn aangewezen en beschermd als Natura 2000-gebied. Het gaat onder andere om de Deurnsche Peel & Mariapeel, Engbertsdijksvenen en Groote Peel. Voor deze gebieden gelden strenge regels voor alle activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben op de natuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal