Door
Frans van der Helm
Etholoog en schrijver
Geplaatst op 21 april 2021
Soms hebben ze er een speciale bestemming voor, maar meestal laten ze het onderweg naar nieuw voedsel terloops vallen: een poepzakje. Het wegwerpluiertje van – vooral – jonge zangvogeltjes. Ze droppen het op ruime afstand van het nest. Dat heeft allerlei mooie voordelen. Een schoon en geurloos nest, dat ook op het oog veel minder opvalt dan wanneer je de boel de boel zou laten en de jongen frank en vrij alles zouden laten lopen.
Onderschat de hoeveelheid níet. Bijna elke keer dat het jong gevoerd wordt, volgt ook een poepbeurtje. Neem een beginnend zangvogeltje dat veertien dagen in het nest blijft, met zes medejongen en vijftig voederingen per persoon per dag: 14 x 6 x 50, dat zijn veel afval-eenheden. Een hele hoop, zogezegd. De jongen zouden er niet in overleven.
De oplossing is fraai – per stuk in de zak. De fecale zak. Gemaakt van dik, stevig maar flexibel spul. Aan het eind van de spijsverteringsronde komt dat zachte omhulsel eromheen. Een ouder kan het met de scherpe snavel probleemloos aanpakken en heel houden. Voor de wegwerpactie, buiten, en het liefst ook ver van het nest. Een echt pakketje, voor de luchtpost.
Na een persoonlijke voederbeurt brengen jonge vogeltjes hun achterwerkjes snel omhoog richting ouder. Zo zijn ze er zeker van dat de voedselbrengende ouder er nog is. Het fel wit oplichtende pakketje is zelfs in een schemerige nestholte niet te missen, voor efficiënte afvoer. Onderzoekers staan er van te kijken hoe lang vogeljongen zo nodig hun behoefte op kunnen houden, wachtend op een verlossende ouder. Maar aan alles zit een grens – en dan lokt de nestrand. Vogelouders zoeken die nestrand vaak even af, of daar nog pakketjes zijn bezorgd.
In het omgekeerde geval staat de ouder al helemaal klaar, maar blijft het jong wat achter. Het heeft wel aangegeven iets van plan te zijn, als het ware op iets zit te broeden, maar er gebeurt verder weinig. Vogelouders hebben haast, en steken dan zonder verdere plichtplegingen een stimulerende snavel toe. Door zachtjes rond de cloaca te pikken herinneren ze het jong eraan wat er moet gebeuren. Het helpt, bezorging volgt snel. Jongen van sommige soorten wachten sowieso op dit teken.
Nodig is de aanpak zeker. Poep in het nest heeft nare gevolgen. Jongen worden vies, soms nat, onderkoeld, er komen meer parasieten en de jongen blijven uiteindelijk achter in grootte. Tel uit de winst van luiers. Het vermijden van aandacht van goed kijkende en ruikende roofdieren tellen we dan nog niet eens mee. Opvallend: in wat dat betreft onveilige buurten of leefgebiedjes zijn merels extra nauwgezet met sporenverwijdering. Zo zoeken zij de nestrand intensiever af.
In het begin is de verwerking vaak heel snel, als voorbeeldige recycling. Jongen van nog maar enkele dagen oud hebben hun spijsvertering nog niet helemaal op orde. De bacteriën die daarvoor nuttig werk doen moeten nog in aantal groeien. Het tastbare resultaat: half of minder verteerde maaltijdjes, doorgaans kostbaar insectenvoer en bepaald niet vies. Niet gek, zelfs heel verstandig, dat de ouders dat zelf weer inslikken. Vooral vrouwelijke vogels doen dat, bij de gierzwaluw bijvoorbeeld. Na het eierleggen zijn alle extraatjes welkom.
Van ouder wordende jongen nemen de ouders de productie dus mee. In vlucht, meestal op de route van het woon-werkverkeer van het moment, laten ze het zo tussen de 15 en 50 meter van het nest vallen. Zelden zijn ze daar zo consequent in dat een groeiende verzameling op een vaste plek in het oog loopt. Toch vallen de droppings mensen soms op. Zangvogels die van oudsher aan oevers gebonden zijn ontdekten al heel lang geleden dat water een prima afvoerkanaal is. Alles onzichtbaar en geurloos weg. Als cultuurvolgers in groenrijke voorsteden zoeken ze, bij gebrek aan rivier of beek, nu graag zwembaden en zelfs vogelbadjes op. Daar kun je immers ook heel tevreden boven water je lading loslaten.
Het zachte slijmomhulsel van de poepzakjes bestaat uit hoogwaardig eiwit, en is dus kostbaar om te maken. Het wordt zo snel mogelijk weggelaten. Zo gauw een jonge vogel is uitgevlogen spettert hij er eigenlijk al op los. Geen kunstige verpakking meer. Bij veel nestjongen gebeurt dit al net voor het uitvliegen. De sporen zijn ernaar. Voor vogelbeschermers zijn die bij een opeens verlaten nest een mooi, geruststellend teken – men is werkelijk uitgevlogen, het broed is niets ongelukkigs overkomen. Die fijne afstelling van snelle omschakeling geeft aan: wegwerpluiers zijn niet goedkoop.
Het overgrote deel van vogels met jongen die lang in het nest blijven, gebruiken dit verpakkingssysteem. Andere vogels juist weer niet. Jonge eendjes, fazantjes die toch meteen op pad of zelfs te water gaan – bij zulke nestvlieders en voor hun ouders is het overbodig. Ze keren bovendien maar zelden terug op het nest.
Geen nestvlieders, maar ook geen verpakkers? Dan hebben we meestal te maken met over-de-rand-spuiters. Stevig bewapende reigers en roofvogels hebben geheimzinnigheid over hun nest niet echt nodig. Nesthygiëne wèl. Dus brengen de jongen hun achtereind omhoog, wanneer ze de nood voelen en schieten de boel weg, soms knap ver.
Vogels poepen nooit alléén. Ze plassen tegelijk. De betere luierzak kan het allemaal aan. Vogelpoepjes hebben twee onderdelen. Bruinige of groenige echte ontlasting, het product van hun darmstelsel, en witte urine. Urine wordt gevormd door de nieren als ze het bloed filteren. Bij mensen is urinezuur zo giftig dat ze flink verdund moet worden met water, voor de afscheiding. Bij vogels is de urine juist erg geconcentreerd, wit, en als die verder uitdroogt wordt die kalkachtig. Zo doen vogels aan waterbesparing. Het heeft gevolgen voor de luierzak: die moet hoogwaardig zijn om de chemische inhoud aan te kunnen.