Geplaatst op 28 augustus 2014
Niet onze winterse kou, maar het gebrek aan voedsel is voor vogels een reden om zuidwaarts te trekken. Insecten, spinnen en wormen kruipen diep weg. Grassen en zaden kunnen onder een pak sneeuw liggen. En tijdens de korte, donkere dagen is er maar weinig tijd om voedsel te vinden. Daar komt bij dat vogels in de kou juist meer energie nodig hebben om warm te blijven en dus eigenlijk extra veel moeten eten. Genoeg reden om in de winter naar warme oorden te trekken waar een overvloed aan eten is. De zwaluwen eten zich ongans in hun Afrikaanse leefgebied.
Trekvogels reageren op veranderingen in daglengte of veranderingen in weersomstandigheden. Lange-afstandtrekkers – trekvogels die overwinteren in Afrika zoals de rosse grutto – reageren vooral op de verandering in daglengte. Korte-afstandtrekkers – trekvogels die in Europa overwinteren zoals de kievit – reageren veel meer op weersinvloeden. Blijft het in het najaar lang warm, dan blijven deze soorten langer in de omgeving van hun broedgebied.
Of een vogel wel of niet trekt is genetisch bepaald. Er zijn vogels die het risico nemen om de hele winter in hun broedgebied te blijven: standvogels. Het voordeel van deze strategie is dat zij eerder een broedplek kunnen uitzoeken en dus ook eerder kunnen beginnen met broeden. Vaak hebben deze vogels daarom meerdere legsels per jaar en brengen ze dus meer jongen groot. Denk aan de winterkoning. Dat moet wel, om de verliezen tijdens een strenge winter op te vangen.