Door
Lars Soerink
Geplaatst op 19 juli 2016
De winterkoning is een klein, bruin zangvogeltje met opgewipt staartje. Het is geen vogel die oud wordt, een paar jaar gemiddeld. Het is voor een winterkoning dus zaak om zich in korte tijd flink voort te planten. Net als de meeste andere kleine zangvogels is een winterkoning niet zijn leven lang trouw aan een partner. Zelfs niet één seizoen. En dat is niet uniek voor de winterkoning; zo is de promiscuïteit van heggenmussen al veel onderzocht en beschreven. De winterkoning begint al vroeg in het voorjaar en kan drie, soms wel vier, nestjes met jongen grootbrengen. Er zijn zelfs vermoedens dat de jongen van de eerste lichting zich later datzelfde jaar al voortplanten. Hard bewijs daarvoor is ons echter niet bekend.
Het is vanuit de biologie van vogels heel goed te verklaren. (Het is eerder bijzonder te noemen dat er soorten zijn die elkaar wél lang trouw zijn.) Het loont om je genetisch niet aan één partner te verbinden, maar om je genen een bredere spreiding te geven door verschillende partners te hebben. Er komt nog eens bij dat bij kleine zangvogels er een hoog percentage eerste legsels mislukt doordat partners overlijden. Kleine zangvogels zijn nu eenmaal voedsel voor roofvogels, marters, eekhoorns en andere roofdieren zoals huiskatten. Het niet-afmaken van een eerste legsel doordat een partner, of eieren of heel nest, 'verdwijnt' heet een vervolglegsel. Het is iets anders dan na het uitvliegen van de eerste lichting, gewoon doorpakken en hetzelfde nog eens doen. Of zelfs nóg eens!
Terug naar de winterkoning: het is een vogeltje van nog geen tien centimeter en ongeveer tien gram. Die tien gram brengt een ongelooflijk mooie (en harde!) zang voort, die klinkt alsof een veel grotere zangvogel vol op het orgel gaat. Een winterkoningmannetje is nogal polyamoureus en heeft vaak verschillende vrouwtjes in zijn territorium. Eind maart / begin april worden eitjes in het eerste nest gelegd. Het mannetje maakt verschillende nesten, een vrouwtje kiest haar favoriet en legt daarin gemiddeld vijf tot acht helderwitte eitjes met wat bruine spikkels. Soms minder, soms zelf nog meer. Het broeden duurt 16 dagen, en nog eens 17 dagen later zijn de jongen al zover dat zij het nest verlaten. In een maand en een week vliegt een nieuwe generatie winterkoninkjes uit. Dat is een ongelooflijke prestatie, die natuurlijk alleen slaagt als er voldoende voedsel, en weinig roofdieren zijn. Een winterkoning die eind maart begon, kan nu met een derde legsel bezig zijn. Uit ringonderzoek blijkt dat deze vervolglegsels zeker niet altijd met dezelfde partner zijn.
Ook ijsvogels planten zich in een jaar flink voort. Deze soort kan enorm lijden onder een strenge winter; bij langdurige vorst (ijs!) zijn de verliezen groot. De soort compenseert dit door z’n vermogen om in een jaar tijd drie legsels met jongen groot te brengen. Op die manier zorgen vervolglegsels en tweede en zelfs derde legsels, voor de aanwas die nodig is om sterfte te compenseren. Zolang de omstandigheden goed genoeg zijn – denk aan voedsel en veiligheid – werkt dat prima. Natuurlijke verliezen worden dan wel aangevuld. In geval van de ijsvogel betekent dit dat op dit moment bijna elke geschikte plek wordt benut. Na een paar koude jaren volgden een paar zachte winters met weinig sterfte. De voortplanting gaat onverminderd door. Nog even en het aantal ijsvogels is op z’n hoogtepunt. En dan zal het afhangen van de komende winter wat er dan gebeurt…