Door
Jeanet van Zoelen
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 7 juni 2018
Om maar met de deur in huis te vallen: de meeste vogels overleven hun eerste jaar niet. Het overgrote deel sterft aan ondervoeding, ziektes, parasieten, katten, kraaien, de dood van een ouder enzovoort. Het goede nieuws: vogels zijn als soort daarop ingesteld. Is het leefgebied goed en groot genoeg, dan krijgen ze tóch voldoende jongen groot. Daarom gaat het met veel tuinvogels hartstikke goed.
Dankzij ringonderzoek hebben we van behoorlijk wat soorten een idee van hun maximale leeftijd. Dat is dan de oudste vogel die ooit is teruggevonden van een bepaalde soort. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat we nooit een nóg oudere zullen vinden. En het wil ook zeker niet zeggen dat ze die leeftijd allemaal halen. Juist niet, dit zijn de extreem hoge leeftijden en vele vogels gaan jonger dood.
winterkoning | 5 jaar | ekster | 15 jaar |
pimpelmees | 10 jaar | merel | 20 jaar |
huismus | 13 jaar | wilde eend | 29 jaar |
Als je dat lijstje met maximale leeftijden bekijkt, bekruipt je toch een gevoel van respect. Want in de loop van hun leven weten ze toch maar mooi het hoofd te bieden aan de gevaren onderweg naar Afrika, zoals uitputting, jacht en verstedelijking. De thuisblijvers trotseren ijselijke nachten en dagen zonder insecten. Maar vogels zijn sterk en flexibel en ze vinden een weg. En Vogelbescherming helpt ze natuurlijk op alle mogelijke manieren.
De oudste bekende wilde vogel is een Laysan-albatros. Ze heeft de naam ‘Wisdom’ gekregen, is nu 67 jaar en broedt nog elk jaar een ei uit! Dat is toch fantastisch. Veel zeevogels kunnen dankzij hun relatief veilige levensstijl vrij oud worden (rond de 40). Grote vogels zoals zwanen en ganzen halen ook wel eens een jaar of 20. Maar kleinere vogels zijn vaak prooidier met alle risico’s van dien. De oudste koolmees was ‘slechts’ 12 jaar. Nog knap!
Bij grutto’s weten we dat de oudste vogel 30 jaar werd. We weten ook dat onze grutto’s grotendeels ‘oudjes’ zijn en dat er nog maar weinig jonge vogels bijkomen. De oude dieren overleven dus wel, maar de jonkies niet en daarom vergrijst de populatie. Omdat er onvoldoende aanwas is, gaat het aantal grutto’s nu snel achteruit.
Daarom werkt Vogelbescherming zo hard aan een goed en groot genoeg gebied waar grutto-kuikens kunnen opgroeien. Want is het leefgebied weer goed en groot genoeg, dan krijgen óók de grutto’s weer jongen groot, in weerwil van ziektes, predatie en pech. Dat kunnen ze dan weer hebben, net als de tuinvogels, voor wiens leefgebied veel mensen in Nederland zo ontzettend hard hun best doen.