Geplaatst op 17 april 2014
Al het beschermen begint met weten. Weten hoeveel vogels er zitten. Toenames, afnames, de factoren die daarop van invloed zijn. Sovon Vogelonderzoek Nederland houdt dat op alle mogelijke manieren bij, vaak samen met Vogelbescherming. En dat gebeurt dus ook in hartje Amsterdam. We beginnen onze ronde in het piepkleine Wertheimpark.
Bij de telling moet gelet worden op het gedrag van de vogels. We onderscheiden territoriaal gedrag, nest-indicerend gedrag of nestgedrag. Met wijd open oren en ogen liep ik door het parkje in het kielzog van tellers Jan Timmer en Manuel Segond von Banchet. We tellen groenlingen, kool- en pimpelmezen, merels en winterkoningen.
In de Hortus zelf krijgt het vogelkoor uitbreiding met andere stemmen: heggenmus, houtduif, roodborst en halsbandparkiet. Deze uitbundig kraaiende stadsbewoner zat bij een boomholte. Vogelteller Jan Timmer schetst het traject dat zo’n nestholte doormaakt; eerst wonen er spechten, dan halsbandparkieten, dan kauwen en ten slotte holenduiven.
Tot vreugde van de tellers horen we een holenduif zingen, ongebruikelijk voor de stad. Luid koerend zitten ze in de grote plataan. Andere vogels zijn tussen het zingen door vaak vrij druk met baltsen, foerageren of het verjagen van concurrenten, maar de holenduif zit stoïcijns te zingen. Dit ontlokte vogelteller Segond von Banchet de opmerking dat ‘holenduiven de boeddha’s onder de vogels zijn’.
Bij café De Oranjerie scharrelen drie eenden; een paartje wilde eenden en een parkeend-woerd. Een soepwoerd dus. In een gevecht tussen de wilde eend-woerd en de soepwoerd delft de wilde het onderspit. De soepwoerd had een veer uit de staart van zijn tegenstander geplukt. Verwoed kauwend op die veer viert hij zijn overwinning.
In de singel naast de Hortus tellen we eenden, meerkoeten, waterhoentjes en een fuut op het nest. Vanuit het geboomte horen we grote bonte specht, gaai en zanglijster. Twee merels wervelen luid ‘slaand’ om elkaar heen in een verwoed gevecht. En tsjirrrr!: daar zit een staartmees op een tak. Met een kromme staart, wat erop wijst dat hij in een (nauwe) nestholte verblijft.
In de vijver doen vier reigers zich tegoed aan kikkers en padden die, versuft door de ochtendkilte, een makkelijke prooi vormen. Vogelteller Timmer vertelt dat zelfs de vroedmeesterpad voorkomt in de Hortus.
Twee dagen later, op een warme voorjaarsavond, kom ik langs de Hortus en hoor inderdaad het prachtige, broze gefluit van de vroedmeesterpadjes. Niet alleen de vogels vinden in hartje Amsterdam een onderkomen, maar ook andere (bijzondere) diersoorten.
Hans van der Gaarden