Door
Nadja Jansma
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 12 september 2023
Een tijdje geleden hoorde ik het ineens in mijn achtertuin: tsjilp, tsjilp, tsjilp. Huismussen! Nooit eerder had ik dat heerlijke geluid in mijn buurt gehoord; ik werd er instant gelukkig van. Kennelijk kun je mussen missen zonder dat je het weet. Maar nu ik erover nadenk; als ik bij mijn ouders de huismussenrijke straat inrijd, of een dierbare collega aan de telefoon heb waar de mussen in de tuin kwetteren dat het een lieve lust is, piekt er altijd een geluksmomentje.
Huismussen: je hebt ze of je hebt ze niet. Ze zijn enorm plaatstrouw, blijven hun hele leven in de buurt waar ze geboren zijn. Sommige blijven zelfs het hele jaar in dezelfde tuin! Ze doen hun naam niet alleen eer aan door hun weinig avontuurlijke karakter, ook nestelen ze in of aan gebouwen. In de buurt van mensen dus. Ze leven ook nog eens in groepsverband, dus als je de huismus ‘hebt’, zijn ze altijd met meer. Dat samenleven heeft grote voordelen. Ze leren van elkaar wat de beste voerplaatsen zijn en jagen samen de kat of sperwer weg die het op de eieren of jongen heeft voorzien. Daarnaast levert het tijd op die kan worden gebruikt voor sociale activiteiten zoals gezamenlijk tsjilpen en kwetteren in een boom of struik.
Ze doen alles samen: broeden, slapen, eten zoeken, baltsen, badderen. Zelfs paren doen ze open en bloot, meestal met de eigen partner aan wie ze hun hele leven (van gemiddeld drie, vier jaar) trouw zijn. Zo’n vijftien procent van de jongen is van een ander mannetje; zowel mevrouw als meneer mus rijdt weleens een scheve schaats. Ze ‘doen’ het trouwens frequent: de kus van de cloaca, zoals de paring wel wordt genoemd, kan wel twintig keer binnen een kwartier plaatsvinden. Voordat het zover is moet het mannetje zorgen voor een geschikte nestplaats. Met een ferm getjilp – het zogenaamde adverteren – maakt hij aan het vrouwtje duidelijk dat hij er een heeft gevonden. Dat tjilpen doet hij trouwens ook om andere mannen te laten weten dat dit zíjn territorium is: wegwezen!
Ook voor voedsel zijn huismussen afhankelijk van wat wij mensen ze bewust of onbewust aanbieden. Ze zijn niet erg kieskeurig: bij een onderzoek zijn wel 838 verschillende soorten voedsel gevonden in de magen van huismussen! Ze eten zaden, granen, bloemknoppen, fruit, brood, bessen, pinda’s, vetbollen. In de broedtijd eten ze vooral insecten en dat geven ze de eerste dagen ook aan hun jongen. Kuikens die na zo’n twee weken uitvliegen worden overigens nog twee weken door hun ouders gevoerd. Laat een op de grond zittend klein piepend pluizig musje dus altijd met rust; zijn ouders zijn nooit ver weg.
Doordat huismussen altijd met z’n allen zijn vallen ze op. Bij de Nationale Tuinvogeltelling eindigen ze dan ook altijd met stip op 1. Toch zijn de aantallen sinds de jaren zeventig gehalveerd; er zijn nu honderdduizenden huismussen minder. Waarschijnlijk komt dat doordat er minder geschikte plekken zijn om te broeden, onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen. Ook zijn onze tuinen en parken minder rommelig geworden waardoor er minder te halen is voor huismussen. In 2024 komt er naar verwachting een nieuw Bouwbesluit, waarin waarschijnlijk komt te staan dat in elk nieuwbouwhuis plek moet zijn voor gebouw-bewonende soorten zoals huismussen. Da’s alvast een fantastische stap! We willen onze mus toch niet missen?
De Tuinvogelconsulenten van Vogelbescherming adviseren tegen een klein bedrag (leden krijgen korting) hoe je tuin vogelvriendelijk kan worden ingericht. Zelfs op het kleinste lapje is er van alles mogelijk.
Het aantal huismussen is in de afgelopen decennia gehalveerd. Een duurzame en groenere leefomgeving is noodzakelijk. Meer natuurinclusief bouwen, meer onderzoek, voldoende voedsel, rustplekken en nestgelegenheid voor de huismus.
Help ook mee en doneer.