Door
Ruud van Beusekom
Vogelbescherming Nederland
Geplaatst op 26 februari 2020
Tsjirrp… tsjirrp… De avond valt op een koude winterdag, de schemer kleurt alles blauw. Naast onze tuin hoor ik staartmezen. Bij het oversteken van het ene naar het andere bosje kan ik ze tellen. Het zijn er acht. Omdat ik ze graag wil zien, ga ik op het geluid af. Na enig zoeken zie ik op een tak van een hazelaar zeven staartmezen zitten, op een rijtje dicht tegen elkaar aan, onderwijl opgewonden tsjirpend. Nummer acht probeert zich in het midden van het rijtje te wurmen en landt fladderend op de rug van een van zijn soortgenoten. Deze schuift op en daar zit het kaboutervolkje, klaar voor de lange winternacht. Ik ben verrukt over dit schouwspel van deze intens sociale wezentjes. Zulke momenten maken vogels kijken uniek.
De staartmees is helemaal geen mees, hij is zelfs in de verste verte niet verwant aan mezen. Staartmezen vormen een aparte vogelfamilie van veertien soorten, die in de indeling van vogelfamilies dichter bij grasmus en Cetti’s zanger staan. Een daarvan is onze staartmees – voorkomend van West-Europa tot Japan en Kamtsjatka – en die kent weer zeventien verschillende ondersoorten.
In Noord- en Oost-Europa vanaf Denemarken en Noordoost-Duitsland komt de witkopstaartmees voor, die met enige regelmaat op trek in Nederland verschijnt. Deze heeft een zuiver witte kop, scherp afgescheiden van de zwarte halskraag en veel wit in de vleugels. Enige invloed van de nabijheid van deze ondersoort is wel te bespeuren, want er broeden in Nederland veel zogenaamde ‘witkoppige staartmezen’ met een variabele hoeveelheid wit op de kop, een soort overgangsvorm dus. In sommige jaren en op sommige plaatsen maken deze zelfs het grootste deel van de broedvogels uit, zoals ik zelf ontdekte in de jaren negentig in het Horsterwold in Flevoland.
Staartmezen zijn heel sociaal en leven buiten de broedtijd in groepen die bestaan uit families. Ze trekken rond in een eigen groepsterritorium van enkele tientallen hectaren groot, dat verdedigd wordt tegen andere groepen staartmezen. De leden van de groep herkennen elkaar aan de roep, die zelfs per individu verschilt. Een groepje kan een tijdje rustig foerageren, om dan plots weer snel verder te gaan, druk roepend. Als waarnemer ben je ze dan ook zo weer kwijt. Vaak sluiten andere kleine bosvogels zich aan bij staartmezen: pimpelmezen, koolmezen, goudhaantjes, vuurgoudhaantjes, tjiftjaffen en boomkruipers.
De staartmees weegt bijna niks, hooguit 10 gram. Hij kan aan de dunste twijgen hangen, op zoek naar zeer klein gefriemel van insecten, spinnetjes e.d. dat voor ons met het blote oog niet te zien is. De nacht brengen staartmezen dus zittend op een tak door, dicht tegen elkaar aan. Het is heel effectief, energiebesparend gedrag. Dat is wel nodig ook in een winternacht.
Al in februari en maart krijgen staartmezen lentekriebels. De wintergroepen vallen uit elkaar en er vindt paarvorming plaats, waarbij de vrouwtjes de eigen groep verlaten om in een naburige groep een mannetje te zoeken. Mannetjes baltsen met een opvallend golvend vlindervluchtje over korte afstand, waarbij ze ook de lange staart spreiden. Meerdere vogels kunnen dit tegelijkertijd doen rond één vrouwtje; een geweldig gezicht!
Als een paartje is gevormd, wordt een territorium bezet in het groepsgebied van het mannetje en begint de nestbouw. En dat is bij staartmezen wel een ding… Om een nest af te bouwen is een paartje wekenlang, tot ruim een maand bezig! Maar dan heb je ook wat: een ovaal, dicht nestje met een smalle opening aan de zijkant. Het bestaat uit mos, spinrag en haar, met een voortreffelijk gecamoufleerde buitenkant van stukjes korstmos. Het interieur bestaat uit veren, dat wel veertig procent van de massa van het nest vormt. Een knus geheel dus. Hoe eerder in het jaar het nest wordt gebouwd, hoe meer veren het bevat, een antwoord op de lage temperaturen zo vroeg in het voorjaar.
Al in de tweede helft van maart kan het vrouwtje op de eieren zitten, dat zijn er acht tot twaalf. Als na een week of twee de eieren uitkomen en beide ouders direct aan de bak moeten om de hongerige jongen te voeden, gebeurt er iets merkwaardigs. Niet zelden sluit een derde of soms wel een vierde staartmees zich aan bij het ouderpaar, om te helpen met het voeren van de jongen.
Dit gebeurt bij veel zangvogels wel eens, maar bij staartmezen regelmatig. Het is gebleken dat het broedsucces groter is bij paren met helpers en bovendien dat de uitgevlogen jongen meer kans hebben om volwassen te worden en zelf te kunnen broeden. Helpers zijn familie van het paar voor wie het broedseizoen mislukt is, om wat voor reden dan ook. Zo maken ooms, tantes en jongen van eerdere jaren in een voor hen verloren broedseizoen zich toch nog erg nuttig voor de staartmezengemeenschap. Die maakt zich al in de zomer weer op voor een rondzwervend bestaan, uiteraard weer met de hele familie. Want daar moet je het van hebben, weten staartmezen.
In deze gratis vogelcursus voor beginners leer je van Nico en Camilla in tien vogellessen veel tuinvogels en hun geluiden herkennen. Met handige tips, filmpjes en ezelsbruggetjes. Je ontvangt meteen de eerste vogelles per mail.
Vogels is het tijdschrift voor onze leden, met prachtige fotoreportages en opmerkelijke verhalen. Een scala aan groot en klein nieuws, over vogels, kijk- en excursietips en nog veel meer. Word lid en ontvang
Vogels 5x per jaar.