Door
Lars Soerink
Geplaatst op 13 juni 2019
Er is niet één soort worm, dat is het eerste wat je leert als je met ecoloog en wormen-onderzoeker Jeroen Onrust spreekt. Onrust spreekt regelmatig over rode en grijze regenwormen. Simpel gezegd: de rode zijn schimmeleters, de grijze bacterie-eters.
De grijze wormen doen het dus goed in een bacterie-dominant bodemsysteem, maar een schimmel-dominant bodemsysteem is veel gezonder en duurzamer. Regelmatige bodemverstoring levert bacterie-dominantie op, een bodem die met rust wordt gelaten een schimmel-dominante bodem. En die levert een veel betere beschikbaarheid van voedingstoffen voor de plantengroei (het gewas) op: een constante flow van voedingstoffen. Dat is goed, omdat het huidige melkvee-grasland als het ware ‘verslaafd’ is aan voedsel, het moet continue voeding kunnen opnemen om te groeien. In een bodem met veel rode regenwormen is een permanente afgifte van voedingsstoffen aan de plantengroei mogelijk. Het duurt even voor de schimmels met hun mycelium (het ‘wortelstelsel’ van een schimmel) lekker op gang zijn, maar dan heb je dus ook wat.
Een bacterie-dominante bodem met grijze wormen werkt wat sneller; bacteriën kunnen heel vlot reageren op bijvoorbeeld kunst- of drijfmest of het omploegen van de bodem. Ze zorgen dan in korte tijd voor veel voedsel richting de planten, maar dat neemt ook snel weer af. Hoge pieken en diepe dalen zou je kunnen zeggen. Grijze wormen doen het nog wel goed in verstoorde bodems, de rode moeten er niet zoveel van hebben. Die willen stabiliteit en rust.
Welke regenwormen hebben weidevogels het meest aan? Organisch materiaal dat wordt afgebroken zal eerst door schimmels worden gekoloniseerd en pas later door bacteriën. Rode wormen hebben dus liever organisch materiaal dat nog niet te ver verteerd is en dus veel schimmels bevat. Zij verzamelen dat materiaal ’s nachts aan het oppervlakte waar ze het opeten of de bodem intrekken om het daar op te eten. Grijze wormen komen niet of nauwelijks naar het oppervlakte, want hun voedsel bevindt zich voornamelijk al ondergronds. Een grutto kan met zijn lange snavel in de grond prikken en daarmee zowel rode als grijze wormen vangen. Maar juist het gedrag om naar het oppervlakte te komen om voedsel te verzamelen maakt de rode worm een belangrijke voedselbron voor allerlei diersoorten die op zicht of op gehoor op regenwormen jagen, bijvoorbeeld kieviten, steenuilen of vossen.
Veel boeren willen omschakelen naar een biologische productie. Dat is gezonder voor de wereld en de opbrengst kan hoger zijn. De markt voor biologische producten groeit nog steeds, dat is ook een belangrijke prikkel. Onrust onderzoekt wat er ondergronds en bovengronds verandert als je van gangbaar melkvee-grasland omschakelt naar biologisch. Dát er iets verandert geloven we over het algemeen wel, maar wat dat precies is, daarover zijn bijna geen gegevens beschikbaar. En dus buigt Onrust zich opnieuw over wormen en ander bodemleven, iets wat hij intussen al vele jaren doet.
Het onderzoek van Onrust is hard nodig, want bijna al het onderzoek naar de impact van gifstoffen is laboratoriumonderzoek. Daarbij wordt gekeken naar lethale doses. Oftewel: bij hoeveel gif gaat iets dood. Er is nog maar heel weinig ecologisch onderzoek naar gifstoffen: hoe werken ze door in een ecosysteem. Neem regenwormen: die gaan niet snel dood van een portie anti-schimmel-landbouwgif. Maar dat is waarschijnlijk wel soort afhankelijk, rode wormen zullen vatbaarder zijn, en ze gaan zich anders gedragen en dat heeft ook impact – die zich niet vanuit een laboratorium laat voorzien. Het anti-schimmel-landbouwgif werkt in op het centrale zenuwstelsel van wormen, zo blijkt uit onderzoek van onderzoekers Gaup-Berghausen. Ze komen daardoor minder aan het oppervlak en dat heeft impact op hun beschikbaarheid voor bijvoorbeeld (weide)vogels. Onderzoeker Goulson toonde ook zo’n gedragsverandering aan bij hommels.
Wat is het probleem: weidevogels eten immers niet alleen wormen, maar ook (larven van) langpootmuggen en andere insecten. Eigenlijk alles dat ze voor de bek komt en er voldoende makkelijk in past. Van de insecten weten we dat die véél minder voorkomen. Er zijn minder soorten en ook veel minder in aantal en dichtheid dan vóór landbouwgiffen zoals neonicotinoïden hun intrede deden.
Het is goed mogelijk dat voor weidevogels het relatieve belang van wormen groter is geworden. En dan kan het flink tegenvallen als wormen ineens minder beschikbaar zijn. Het klinkt in elk geval aannemelijk, denkt Jeroen Onrust. Dus is dit aanleiding voor grondig verder onderzoek.
Problematisch voor het bodemleven (en dus weidevogels) is ook dat grasland niet altijd grasland is. Wat we in Friesland ook steeds meer zien, is dat grasland wordt omgezet in mais, of zelfs in een jaar bloembollenteelt. Een jaar geld verdienen aan een perceel dat niet onmiddellijk nodig is om de koeien van gras te voorzien, kan economisch gezien verleidelijk zijn. Maar het maakt de bodem flink kapot; een bollenveld wordt bijna wekelijks gespoten om insecten en schimmels te doden. Het laat zich raden wat dat met het bodemleven doet; dat gaat volledig kapot. Het kan wel tien jaar duren voordat rode regenwormen zich er weer in durven wagen.
Wat erg bemoedigend is, is dat het inzicht dat een gezonde bodem bedrijfseconomisch voordelig is. Dure grondbewerkingen zijn dan minder nodig, de plant wordt optimaal gevoed én wat op de bodem leeft, zoals insecten en (weide)vogels, hebben een betere uitgangssituatie. Ook in bijvoorbeeld vakblad ‘De Boerderij’, dat op vrijwel elke boeren-keukentafel beland, is groeiende aandacht voor de bodem en bodemgezondheid te bespeuren.
Maar te veel data ontbreken nog. Meer onderzoek kan bijdragen om geïnformeerde beslissingen te nemen binnen een bedrijf over hoe om te gaan met mest, gif en grondbewerkingen. Vogelbescherming is voor een gifvrije landbouw en wil dat boeren een eerlijke prijs ontvangen voor het op deze wijze produceren van gezond en duurzaam voedsel waarbij de natuur, dus ook de weidevogels, een goede kans krijgen.
Vogelbescherming stelde factsheets samen op basis van alle onderzoeken in binnen- en buitenland. Gratis, voor iedereen die betrokken is of meer wil weten over weidevogels.
Er is helaas bijna geen geschikt leefgebied meer voor typische boerenlandvogels zoals de grutto, kievit of patrijs. Vogelbescherming is vastberaden om te investeren in de volle rijkdom van het Nederlandse landschap. Vol drassige, bloemrijke weides
en natuurrijke akkers.