Door
Ruud van Beusekom
Vogelbescherming Nederland
Geplaatst op 5 maart 2019
Het is een winterse zondag, maar zonovergoten en onnatuurlijk warm. U raadt het al: februari 2019. In Oostenrijk heet dit Kaiserwetter. Nu al mijn woord van het jaar.
Ik sta aan de rand van het Eemmeer met uitzicht op het eiland De Dode Hond en scan door mijn telescoop tienduizenden smienten. Het zijn er ontelbaar veel, besluit ik. De smienten fluiten erop los. Het kan niet anders dan dat ze heel wat te bepraten hebben. Ook zij zijn door het warme weer confuus. Een van hen moet besluiten om al of niet weg te trekken. Zo gaat dat bij watervogels waarvan de trekdrang exogeen bepaald wordt, zoals door de weersfactoren. Dit is sjieke taal voor: ja, nu is het prima weer om te gaan vliegen!
Achter mij nadert een keuvelend echtpaar op de fiets. “Kijk, een vogelspotter!” zegt de man. De e-bikes worden gestald en ze posteren zich zwijgend achter mij. Het duurt minutenlang lijkt het wel. Ze respecteren mijn toegewijde houding, zoveel is duidelijk. Een vogelspotter met een telescoop stoor je niet zomaar.
Ik probeer onverstoorbaar door te kijken, draai me toch om en weet wat ze gaan vragen. “Goedemorgen! Ziet u iets bijzonders, meneer?” Als dit vogelaars waren, had ik ze verteld van een Pontische meeuw die er zwemt. Maar deze mensen zijn zonder Pontische meeuw ook gelukkig, dat zie je zo. Dus ik geef ze mijn standaardantwoord. “Nou, alle vogels zijn bijzonder! En het zijn er veel ook.” Goedgeluimd vertel ik ze over de smienten, die tot diep in Siberië broeden en nu hier met zijn allen bivakkeren in ons voor smienten niet zo gastvrije land. Ik laat ze de prachtige eendjes zien en ze zijn zichtbaar verrukt. Daar word ik ook blij van.
“Hoe gaat het nu met de vogels, meneer?” is de volgende geheide vraag. Daarop heb ik ook mijn antwoord klaar. Nou, het gaat helemaal niet goed met de vogels. Het boerenland verarmt. De grutto, de kievit: die zijn zó sterk afgenomen. Ja, dat komt door de intensivering van de landbouw. De graslanden zijn kurkdroog en ziet u nog wel eens een langpootmug? Nou, die hebben de jonge spreeuwen nodig! Het echtpaar beaamt dat ze veel minder mussen in de tuin hebben en dat spreeuwen vroeger met dynamiet werden bestreden, zoveel waren er!
Het echtpaar bedankt me, de fietsen gaan weer aan en zoef, weg zijn ze. Inmiddels is het twee uur. Opgetogen blik ik terug op de oogst van deze ochtend. Twee zeearenden, waarvan één een slechtvalk in volle vlucht beroofde van zijn prooi, een holenduif. Drie ooievaars op trek, schroevend boven Eemnes en daarna in een ketting afzakkend naar Flevoland. Een paartje raven, op weg naar hun nest in aanbouw, ergens in het Gooi. Zes grote zilverreigers, foeragerend op muizen in het grasland. Een Pontische meeuw, een geelpootmeeuw. Overal paartjes grauwe ganzen, stiekem zoekend naar een geschikte plek voor hun nest. Acht lepelaars, net terug uit Afrika, landend op een eilandje om te broeden. Een baltsende havik. En hoorde ik geen zwartkopmeeuw?
Als tiener zag ik deze vogels nooit, realiseer ik me opeens. Stel je eens voor, zo’n dag in de jaren zeventig? Ja, ik zag hier baltsende kemphanen en op de Gooise heiden wulpen en korhoenders. Die zijn weg. Maar zulke geweldige vogels als vandaag, daar kon je toen alleen maar van dromen: zeearend, slechtvalk, havik, lepelaar, ooievaar, grote zilverreiger, raaf. Nu zijn ze terug van weggeweest, herrezen uit een diep dal of als nieuwe broedvogel in Nederland aanwezig. Iconische vogelsoorten van het oude Europa. Tel daarbij op het geweldige schouwspel van tienduizenden brandganzen en baltsende buizerds, overal waar je kijkt. Het is niet louter weemoed, kommer en kwel. Het gaat goed met de vogels! Vooruit dan: het gaat goed met veel vogels!