Geplaatst op 13 februari 2018
In heel West-Europa zijn we in enkele tientallen jaren misschien wel de helft van de koekoeken kwijtgeraakt. Waarom precies is niet bekend. Veranderingen in aantallen van een soort zijn bijna nooit toe te schrijven aan een enkele oorzaak. Klimaatverandering, intensivering van de landbouw en jacht kunnen allemaal meespelen, op verschillende manieren
Een van de vermoedelijke oorzaken is de afname van dag- en nachtvlinders. Koekoeken leven van de rupsen van deze vlinders. Maar dat verklaart niet alles. Wat gebeurt er eigenlijk tijdens de trek en in het overwinteringsgebied? In het Jaar van de Koekoek heeft Sovon de beschikbare kennis uit verschillende landen op een rij gezet om vat te krijgen op de Nederlandse situatie. Uit deze review van publicaties en een analyse van data bleek dat er geen duidelijke factor uitspringt die de afname van de koekoek verklaart. Een overzicht.
In Groot-Brittannië is er een duidelijke relatie gevonden tussen de afname van de koekoek en een sterke afname van rupsen door klimaatverandering en intensivering in de landbouw. Het is heel waarschijnlijk dat ook in Nederland het aanbod van voedsel is afgenomen. Dit zal vooral invloed hebben op de periode net na uitvliegen wanneer de jonge koekoek zelf voedsel moet verzamelen en overschakelt op rupsen. Daarvoor krijgen de jongen namelijk ander voedsel, aangedragen door hun ‘gastouders’.
Het succes van de koekoek is nauw verbonden met dat van de zangvogels waar ze hun eieren bij in het nest leggen. De belangrijkste waardvogels in Nederland zijn kleine karekiet en heggenmus gevolgd door graspieper, gele kwikstaart, witte kwikstaart, rietzanger en bosrietzanger. Welke waardvogel het meest voorkomt verschilt per regio en leefgebied.
De trends van de belangrijkste waardvogels in Nederland sinds 1990 laten een wisselend beeld zien. Het gaat goed met de moerassoorten (kleine karekiet, rietzanger). In moerasgebieden doet ook de koekoek het goed. Waardvogelsoorten van het open boerenland (graspieper, gele kwikstaart en witte kwikstaart) nemen echter in aantal af, net als de koekoek in die gebieden.
Berekeningen van de BTO (British Trust for Ornithology) laten echter zien dat de afname in het Verenigd Koninkrijk niet alleen wordt verklaard door een afname van gastoudersoorten. Zo zijn twee van de drie belangrijkste gasthoudersoorten in het Vereniging Koninkrijk (kleine karekiet en heggenmus) de afgelopen twintig jaar toegenomen. Desondanks zijn er minder koekoekseieren gevonden.
Voedsel neemt af, enkele waardvogelpopulaties nemen af en dan gaat de kwaliteit van het agrarisch landschap als broedgebied ook nog eens met sprongen achteruit. Dit landschap is door de grootschalige, intensieve landbouw op veel plaatsen zeer open geworden, terwijl de koekoek bomen en struiken nodig heeft als uitkijkpost. Een soort als de koekoek wordt dus onevenredig zwaar getroffen in het agrarische gebied.
Daar staat tegenover dat de moerassen in Nederland de afgelopen decennia een rooskleuriger beeld vertonen. Moerassen verruigen en verbossen op grote schaal. Dat heeft zeker voordelen voor de koekoek, want het vergroot de kans om succesvol een ei in het nest van een gastvrouw te droppen.
Door de warme lentes van de afgelopen jaren zijn veel vogelsoorten zich eerder gaan voortplanten. Een analyse van twintig locaties op het Europese vasteland laat zien dat de datum waarop de eerste koekoeken aankomen in de veertig jaar tussen 1967 en 2007 met gemiddeld vijf dagen is vervroegd.
Die vroegere terugkeer houdt gelijke tred met die van een aantal waardvogels die net als de koekoek lange-afstandstrekker zijn zoals de kleine karekiet. Maar korte afstandstrekkers, zoals de graspieper, komen volgens deze studie gemiddeld vijftien dagen eerder in hun broedgebied aan dan veertig jaar geleden. Dit suggereert dat op veel plaatsen koekoeken tegenwoordig te laat arriveren om op de eerste nesten te parasiteren. Deze “mismatch” zou mogelijk bij kunnen dragen aan de afname van koekoekpopulaties in Europa.
Uit andere literatuur blijkt echter dat er tussen landen grote verschillen kunnen zijn in de mate van vervroeging van zowel de koekoek als zijn waardvogels en dus is het te vroeg om hier, zeker voor de Nederlandse situatie, een duidelijke conclusie uit te trekken.
De koekoek overwintert ten zuiden van de Sahara. De afgelopen decennia is daar het oppervlak agrarisch land flink toegenomen ten koste van de natuurlijke vegetatie, vooral net ten zuiden van de Sahara. Wat dit betekent voor de koekoek is ongewis, maar het is wel het gebied van waaruit de koekoek de grote sprong over de woestijn moet wagen.
Uit Brits onderzoek blijkt dat koekoeken twee verschillende trekroutes gebruiken om vanuit Groot-Brittannië hetzelfde overwinteringsgebied in Centraal Afrika te bereiken. Een oostelijke route langs Italië en de Balkan, en een meer zuidwestelijke route via Frankrijk en Spanje. Vogels die langs de westelijke route vlogen, langs de Sahara, bleken gemiddeld een lagere overleving te hebben dan de vogels die langs de oostelijke route migreerden, ondanks dat de westelijke route zo’n 12 procent korter was.
De grootste sterfte vond plaats voordat de vogels over de Sahara vlogen. Dit doet vermoeden dat de omstandigheden op de verblijfplaatsen tijdens de trek in Europa van grote invloed zijn.
Hoe deze bedreigingen tijdens de trek en in de overwinteringsgebieden zich verhouden tot de situatie in de broedgebieden in Europa is vooralsnog onduidelijk. Wellicht vetrekken de koekoeken al met een verminderde conditie uit Afrika en komen ze minder fit in Nederland aan. Dat zou dus weer kunnen doorwerken op de slechte broedresultaten. Zo versterken de verschillende effecten elkaar en sukkelt de koekoek steeds verder achteruit.
Het Jaar van de Koekoek heeft veel gebracht. Maar helaas geen panklare oplossing om de koekoek voor verder achteruitgang te behoeden. Meer onderzoek is nodig om de bescherming van deze complexe vogelsoort echt van de grond te krijgen. Vogelbescherming Nederland en Sovon zullen zich daarvoor blijven inzetten.
Wat we in ieder geval zeker weten is dat de koekoeken vanaf april weer in Nederland zullen opduiken. Laten we hopen dat ze een goed winterhalfjaar hebben gehad en hier in goede conditie arriveren. Hoe dan ook zullen alle vogelliefhebbers de heraut van het voorjaar weer met open armen ontvangen.