Geplaatst op 18 maart 2014
Scholeksters houden van open landschap en zogenaamd ‘blijvend’ grasland, zo blijkt uit het onderzoek. Ook een hoog waterpeil in de winter is goed. Door een hoger peil is het gras en de grond eronder zachter, waardoor scholeksters makkelijker voedsel kunnen vinden. Ook groeit het gras wat langzamer in het voorjaar; opgroeiende kuikens houden van niet al te lang gras. Ook later maaien is goed voor de scholekster, net als voor veel andere weidevogelsoorten.
Driekwart van alle scholeksters in Nederland broedt in het landelijk gebied achter de dijken. Er zijn ook scholeksters die buitendijks of in de stad broeden. Die zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Van de scholeksters die binnendijks in het landelijk gebied broeden, doet een groot deel dat dicht bij de kust. Niet verwonderlijk, want scholeksters zijn zowel weidevogels als kustvogels, die goed zijn uitgerust om mossels en kokkels te zoeken en te openen.
De oorzaken voor de achteruitgang van de scholekster zijn divers. Het verdwijnen van droogvallende mosselbanken in de Waddenzee door overbevissing is er één van. Ook worden te weinig kuikens groot door intensivering van de landbouw.
De scholekster is erbij gebaat de openheid en de hoeveelheid blijvend grasland te vergroten, zo blijkt uit het onderzoek. Gezien de voorliefde van de soort voor de kustgebieden ligt het voor de hand dat juist daar te doen.