Red Phalarope, Phalaropus fulicarius - Strandlopers (Scolopacidae)
De rosse franjepoot is een zeldzame verschijning in ons land, met gemiddeld zo’n 10 tot 20 waarnemingen per jaar, voornamelijk langs de kust. Deze broedvogel van de arctische gebieden doet op doortrek naar het zuiden van eind oktober tot begin december ons land kortstondig aan, vaak na aanlandige stormen. Al zwemmend ronddraaiend pikken ze voortdurend links, rechts en achter zich insecten en waterbeestjes van het wateroppervlak op.
Vaak op afstand te herkennen aan gedrag: postuur als strandloper, maar zwemmend en rondjes draaiend. In Nederland voornamelijk te zien in (gedeeltelijk) winterkleed; in zomerkleed vooral het vrouwtje erg fraai, steenrode onderdelen, bovendelen zwarte veren met gele zoom, en kop zwart met breed wit masker. Het mannetje ziet er ongeveer hetzelfde uit, maar valer. In winterkleed is de soort wit van onderen, grijs van boven en heeft een zwarte oogstreep en achterkruin. Juveniele vogels hebben grotendeels zwarte bovendelen en een rossige borst, maar tegen de tijd dat ze in Nederland aankomen, zijn ze vaak grotendeels doorgeruid naar winterkleed. Het beste kenmerk is de snavel die een stuk dikker is dan de grauwe franjepoot. In vlucht over zee soms te verwarren met drieteenstrandloper, maar donker masker en kortere vleugelstreep.
Roep een kort explosief "wit", zang, alleen te horen in broedgebied, een droge roller "drrrrrrrrrrrrr".
20-22 cm, spanwijdte 37-40 cm
Broedt vanaf eind mei, maar doorgaans pas begin juni. Heeft één legsel met meestal 4 eieren (maar 2-6 kan). Soms een vervangend legsel als het eerste mislukt. Broedduur 17-26 dagen. Broedt in losse groepjes. Rollen bij broeden omgedraaid: vrouwtje baltst en houdt er geregeld een tweede of derde man op na. Mannetje broedt op de eieren en verzorgt de jongen. Heeft een klein nestkuiltje in korte vegetatie. Jongen zijn nestvlieders en zijn al na 16-20 dagen vliegvlug.
In Nederland voornamelijk trekkend te zien langs de kust, of tussen pieren en rotsblokken verblijvend, een zeer enkele keer in het binnenland op zoetwaterplassen. In broedgebied op moerasachtige toendra met veen, poelen en meren. Overwintert vaak ver van de kust af op open zee, bij tropische en subtropische zones waar plankton omhoogkomt door kwel.
Pikt ongewervelde waterdiertjes en insecten van het wateroppervlak af, die door het ronddraaien in het water omhoog worden gestuwd. Foerageert soms op slik.
Trekt van broedgebied (hoogarctische toendra) alleen via zee vanaf begin juni (vrouwtjes), eind juni (niet-broedvogels) of eind juli (mannetjes en juvenielen). De laatste juvenielen vertrekken pas in oktober. Voornaamste overwinterplekken voor de kust van West-Afrika, zuidwest-Afrika en de westkust van Zuid-Amerika. Trekt vanaf maart - april weer terug, maar waarnemingen in Nederland voornamelijk tot februari.
doortrekker in uiterst klein aantal
In Nederland jaarlijks stabiele aantallen.
Aantal broedparen | Geen broedvogel |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 5-15 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 1-100 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Zeldzaam, maar met enige regelmaat langs rotsachtige dijken en pieren en in havens, van november tot februari.
Broedvogel van noordelijk Europa, IJsland, Spitsbergen en Rusland.
Geldt wereldwijd niet als een bedreigde vogelsoort. In Europa is de trend niet duidelijk, maar een mogelijke en vermoede achteruitgang heeft vooralsnog geen effect op de wereldpopulatie.
De rosse franjepoot is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn rosse franjepoten beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de rosse franjepoot wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen, omdat de soort slechts in beperkte mate op doortrek in Nederland voorkomt.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal