Blyth's Reed-warbler, Acrocephalus dumetorum - Rietzangers (Acrocephalidae)
Tot voor kort was de struikrietzanger een grote zeldzaamheid in Nederland. Inmiddels is het een zeldzame doortrekker en heeft hij zelfs in Nederland gebroed (op Texel werd in 2021 voor het eerst een geval goed gedocumenteerd). Lijkt sterk op bosrietzanger en kleine karekiet, maar is van boven egaal grijsbruin gekleurd. Nog het beste op geluid van deze soorten te onderscheiden.
Dit familielid van de in Nederland algemene bosrietzanger en kleine karekiet lijkt zeer veel op deze twee soorten. De struikrietzanger heeft een opvallend egaal kleed (voornamelijk grijsbruin) en een duidelijke lichte wenkbrauwstreep, die vaak tot achter het oog doorloopt. Lichte keel en onderdelen. Poten vrij licht roze bruin. Struikrietzangers zijn het beste te onderscheiden via hun zang: heel rustig gezongen reeksen prachtige imitaties, met daarin kenmerkende fluittonen, klikgeluiden en toonladdertjes.
Struikrietzangers worden in Nederland meestal opgemerkt door hun zang. Hoewel deze lijkt op die van de bosrietzanger, zijn ze met enige oefening goed uit elkaar te halen. De struikrietzanger zingt vooral heel rustig. Werkt zorgvuldig en herhaald imitaties van andere vogels af, met tussendoor kenmerkende fluittonen, lage klikgeluiden en toonladdertjes. Zingt op trek meestal overdag. Als een vogel eenmaal een territorium heeft ook 's nachts. Roept een klikkend "tek".
12-14 cm
De vrouw bouwt het nest doorgaans in dichtbegroeide kruidlagen van bijvoorbeeld brandnetels of zevenblad. Vaak ook in een struik (braam). Het nest is een kommetje dat bestaat uit droge grassprieten en bladeren, worteltjes, plantenstengels en spinrag. Mooi bekleed met zeer dunne stengeltjes en haar. Van eind mei tot juli wordt gebroed (één legsel per seizoen). Het legsel bestaat uit 3-6 eieren die door beide ouders bebroed worden. Na 11-14 dagen komen de eieren uit en 10-12 dagen later verlaten de jongen het nest. Hierna duurt het nog 10-22 dagen voordat ze zelfstandig zijn.
Broedt van Zuid-Finland en de Baltische staten oostelijk tot Centraal-Rusland, maar breidt zich geleidelijk uit in (noord)westelijke richting. Gebruikt verschillende habitats met struwelen, verblijft in tegenstelling tot andere rietzangers zelden in riet of nat terrein. Heeft in broedgebied grote voorkeur voor droog halfopen terrein met dicht struikgewas, kruidenrijke vegetatie en hier en daar wat bomen en bosjes.
Eet een breed palet aan insectensoorten, zoals eendagsvliegen, libellen, (langpoot)muggen, vlindertjes en insectenlarven. Eet daarnaast spinnen, slakjes en hooiwagens en af en toe zaadjes. Foerageert in bomen en struiken, maar ook in de kruidlaag en soms hippend op de grond. Vangt soms insecten in de vlucht.
De gehele populatie overwintert in het Indiase subcontinent (Nepal, Bangladesh, Zuid- en Oost-India, Sri Lanka) en Myanmar. Vertrekken van juli tot in september uit de broedgebieden en keren van maart tot in juni terug. In Nederland worden struikrietzangers op doortrek met name in september en oktober waargenomen. Zingende exemplaren worden vooral in mei en juni opgemerkt.
Deze soort breidt zich uit in noordwestelijke richting en dat is te merken aan de toegenomen aantallen in Nederland. Pas vanaf de jaren '90 werden hier de eerste struikrietzangers waargenomen, waarna het met name na 2009 snel ging. Inmiddels wordt de soort ieder jaar waargenomen (in het voorjaar van 2020 zelfs meer dan dertig). Na een gemengd broedgeval in 1998 (met bosrietzanger) in Nieuwegein, werd in 2021 op Texel voor het eerst een zuiver paartje struikrietzangers in Nederland ontdekt.
Aantal broedparen | 0 (in 2019) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | aantal onbekend |
Doortrekkers | aantal onbekend |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Hoewel ze ook in het binnenland steeds vaker opduiken moet je voor struikrietzangers in Nederland vooral aan de kust zijn. Met name Texel lijkt in mei en juni een magnetische aantrekkingskracht op de soort te hebben. Leer vooral de zang goed uit het hoofd!
Vanaf de jaren '70 breidt deze soort zijn broedgebied in Europa uit in noordwestelijke richting. Oorspronkelijk was dat zuidelijk Finland, de Baltische staten en Belarus, maar inmiddels broeden struikrietzangers ook al in Zweden, Noorwegen en Polen. Terwijl ook steeds vaker broedparen in Duitsland en Denemarken worden gevonden. Met de uitbreiding van het broedgebied zijn ook de aantallen doortrekkers in West-Europa flink toegenomen, tot in Engeland aan toe.
Deze soort geldt als wereldwijd niet bedreigd.
Vogelbescherming zet zich in voor een algehele verbetering van de natuurkwaliteit in Nederland. Daar profiteren ook dwaalgasten van.
Verstoor geen dwaalgasten en respecteer de aanwijzingen van terreinbeheerders. Gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk kunnen belangrijk bijdragen aan een basiskwaliteit natuur in Nederland, waardoor het voor vogels aantrekkelijker wordt om in Nederland te verblijven.
De struikrietzanger is een beschermde inheemse diersoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn struikrietzangers beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de struikrietzanger wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
Er zijn geen natuurgebieden voor deze soort aangewezen, omdat de soort slechts in beperkte mate op doortrek in Nederland voorkomt.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal