Door
Theunis Piersma
hoogleraar Trekvogelecologie
Geplaatst op 22 augustus 2018
Thomas is ecoloog. Ik had hem als promovendus onder mijn hoede. Tegenwoordig is hij een collega van me en vooral een goede vriend. De poepjes die hij zat te tellen zijn kanoetenpoepjes en ze komen van de Banc d’Arguin, een waddengebied aan de kust van het West-Afrikaanse Mauretanië. Wij doen daar sinds jaren onderzoek. Want wij worden als wetenschappers betaald om de wereld te vertellen hoeveel vogels er zijn en waarom het er steeds minder worden.
De vogels die ons in de Banc d’Arguin het meest interesseren zijn kanoeten. Ze brengen de winter door in Afrika en vliegen in de zomer naar Noord-Siberië waar ze broeden. In onze Waddenzee maken ze een tussenstop om bij te tanken. Het zijn dus ook een beetje ‘onze’ vogels.
Waarom zijn we geïnteresseerd in hun Afrikaanse poepjes? Het aantal kanoeten loopt terug. En als een vogelpopulatie terugloopt, dan zit hem dat bijna altijd in het voedselaanbod, zelden in predatie of een epidemische infectieziekte. Van kanoeten die kleine schelpdieren eten kun je niet zien wat er ingaat. Dan maar kijken naar wat eruit komt; daar kun je zo’n beetje alles uit afleiden wat hun voedingsgewoonte betreft.
En daar keken we van op! Thomas onderscheidde maar liefst drie soorten poepjes: een soort kleistaafjes, kleurige rommelige staafjes en lichtbruine kleddertjes. Onder de microscoop blijken ze respectievelijk uit verteerde zeegraswortel te bestaan, uit venusschelpresten en uit witte cirkelschelpen. Waarom? Waarom eten ze niet allemaal hetzelfde? Je zou toch denken dat ze allemaal op hetzelfde voedsel jagen: het meest calorierijke. Ze hebben immers een lange reis voor de boeg.
Een mogelijke verklaring is het verschil in maaggrootte tussen de diverse kanoeten. We hebben dat verschil kunnen zien door de vogels met een kleine echoscoop te bekijken. Inderdaad: precies zoals een baby in de moederbuik bekeken wordt. Sommige magen zijn wel vier keer zo groot als andere. En kanoetenmagen zijn niet zomaar magen; het zijn spiermagen. Zo krachtig als notenkrakers. Er worden in hun geheel ingeslikte schelpen mee gekraakt, zodat het zachte vlees vrijkomt. Hoe groter de maag, des te hardere én voedzamere schelpen de eigenaar aankan. Waarom hebben dan niet alle kanoeten grote magen?
Het is verleidelijk om te denken dat de grootte van de maag genetisch is bepaald. 'Het zit in zijn DNA.' Het geloof dat DNA allesbepalend is voor de eigenschappen van een soort – de mens niet uitgesloten – is in korte tijd helaas onverwoestbaar ingeburgerd geraakt. Het wordt te pas en vooral te onpas gebruikt om te zeggen dat iets aangeboren is: 'Carnaval zit in het DNA van ons dorp.' Maar DNA bevat helemaal geen eigenschappen; het is niet meer dan materiaal voor een set instructies om allerlei eiwitten te maken.
Minder dan vijf procent van het DNA bestaat uit zulke setjes: de genen. Pas dan komen we in de buurt van erfelijkheid. Maar er zijn nóg drie belangrijke interacties nodig voordat het ingewikkelde proces van overerving een feit is. Die derde stap is in onze ogen de belangrijkste. De omgeving blijkt het laatste woord te hebben. En dan bedoelen we omgeving op alle niveaus; van de kleinste structuren in het lichaam tot de woonsituatie, het weer, interactie met anderen.
Thomas tuurt naar zijn poepjes in de hoop een aanwijzing te vinden waarom de ene kanoet een grote maag heeft en de ander een kleine. Waarom de een schelpen eet en de ander zeegras. We vermoeden dat het iets te maken heeft met de ervaringen die kanoeten in hun vroege leven opdoen. Net als mensen eigenlijk.
Dat soort dingen intrigeren ons. Het was reden om samen een boek te schrijven. Over het misplaatste geloof in de maakbaarheid van alles, de natuur voorop. En over het blinde vertrouwen dat de wetenschap op alle vragen een antwoord vindt. Onze ervaring is juist dat elk antwoord een veelvoud aan nieuwe vragen oproept. Daarover gaan we de komende maanden op deze plek meer vertellen. Wees gerust; het wordt geen superabstracte praat. We houden het op, zeg maar, vogelpoepjesniveau.
De Ontsnapping van de Natuur is de titel van het boek dat ecoloog Thomas Oudman en hoogleraar trekvogelecologie Theunis Piersma samen schreven. Prof. Piersma’s leerstoel aan de Rijksuniversiteit Groningen wordt mede betaald door Vogelbescherming.
In zeven stappen zal Piersma op deze plaats met (vogel)voorbeelden illustreren waarom problemen vaak verergeren door ‘oplossingen’ uit de wetenschap. De auteurs pleiten voor een werkelijk duurzame omgang met de natuur.
Volgende keer: Nature-Nurture en vegetarische kanoeten.
In onze webshop vind je een breed assortiment producten voor meer vogels in je tuin. Als je een product bij ons koopt, help je niet alleen de vogels in je tuin, je helpt Vogelbescherming ook alle vogels in Nederland en daarbuiten beschermen.
Hoe gaat het met een vogelsoort? Wat veroorzaakt een eventuele achteruitgang? Wat zijn effectieve maatregelen om die achteruitgang aan te pakken en een soort te beschermen? Vogelbescherming ondersteunt en initieert om die reden wetenschappelijk onderzoek.