Door
René de Vos
Journalist en redacteur Vogels
Geplaatst op 10 december 2020
Ze zit in de sleetse leren fauteuil die ze voor het raam heeft geplaatst. Haar naam is Lisa. Ze heeft haar voeten opgetrokken en de armen om haar benen geslagen. Lisa is slank, en lenig voor haar 68 jaar. Ze heeft loshangend, licht krullend zilvergrijs haar en ze draagt een bril met een rozerood montuur. Lisa kijkt naar buiten, het piepkleine tuintje in. Het is niet duidelijk of ze echts iets ziet of dat ze dagdroomt. Waarschijnlijk het laatste. Daarbuiten, op een meter of vier, werpt een merel nijdig halfvergane bladeren om. Nee, Lisa ziet hem niet, ze is ergens anders.
Er was een tijd, niet eens zo lang geleden, dat niets in de tuin haar ontging. Vooral als het vogels waren, want verder was er niet zo veel dynamisch leven, behalve als de honden naar buiten stoven omdat ze meenden dat er buiten een kat rondsloop. Lisa was geen tuinier; ze hield van de bloemen die de grote tuin leverde, vooral om ze te knippen en in vazen in de verschillende kamers van het huis te zetten. Maar dat was het wel. Van de meeste bloemen wist ze de naam niet eens.
Met de vogels was dat heel anders. Het was begonnen met een roodborstje dat haar volgde als ze door de tuin struinde. ‘Zou het een tamme zijn?’ had ze haar man gevraagd. Chris wist toevallig dat roodborsten graag tuiniers volgen in de verwachting dat ze grond omwoelen en dat er dan smakelijke insectjes naar boven komen. ‘In dat stalken zijn ze vrij fanatiek en dan is het net of ze helemaal niet schuw zijn’, had Chris op de toon van een biologiedocent gezegd. Het was een van zijn heel weinige weetjes over vogels.
Voor Lisa was het ’t begin van een fascinerende ontdekkingsreis. Ze schafte een voedertafel aan, een grote hangende silo en her en der hing ze potjes pindakaas op. Het resultaat verblufte haar. Ze leerde de bezoekers onderscheiden: kool- en pimpelmees, vink, Turkse tortel en ekster, kauw en grote bonte specht. Merel en roodborst natuurlijk. Maar ook de spotvogel – die ze vooral hoorde en één keer zag – groenling, boomkruiper. Drie jaar lang had ze een nestelende grauwe vliegenvanger. Op vroege lente-ochtenden werd ze wakker van de zanglijster en in het najaar zag ze koperwieken en één keer een beflijster. In de winter stuitte ze altijd wel eens op een houtsnip.
Een beweging in een hoek van het venster trekt haar los uit haar dromerij. Ze staart naar de hoek en haar ogen worden groot; een roodborst pikt aan de randen van het raam. Het is alsof hij af en toe brutaal-nieuwsgierig naar binnen kijkt. Heel voorzichtig komt Lisa overeind. Ze brengt haar hoofd tot op dertig centimeter van het glas. De roodborst ziet haar niet, da’s duidelijk. Oh, wat is hij mooi! Ze bewondert zijn knaloranjerode borst, zijn elegante beweginkjes. ‘Wat lief dat je me komt bezoeken’, fluistert Lisa. Maar de roodborst vindt dat het bezoek lang genoeg heeft geduurd. Hij vliegt op en verdwijnt onder een van de struikjes achter in de tuin.
Lisa laat zich met een zucht terugvallen in de fauteuil. Ze betrapt zich op een sneller kloppend hart en een prettig warm gevoel in haar buik. Het gevoel van nog niet zo lang geleden; als ze op het terras, haar handen rond een mok koffie, de tientallen mussen in de pinus en de rode meidoorn toesprak. Of zich amuseerde met de jonge spreeuwen die elkaar met veel misbaar en dreigend gefladder de pindakaas betwistten.
Aan die idylle was een abrupt einde gekomen met de plotselinge dood van Chris. Het was niet alleen het diepe verdriet van het verlies dat pijn deed, maar ook het wrede besef dat ze hun paradijsje – zo noemden ze hun huis met de grote tuin – zou moeten verlaten. Chris had de boel redelijk op peil kunnen houden; een grimmige worsteling met Moeder Natuur, zoals hij het sarcastisch noemde. Maar er was geen denken aan dat Lisa die taak kon voortzetten.
En zo verruilde ze het plattelandsleven voor het kleinsteedse. Ze kocht een bescheiden maar stijlvol oud huis in de binnenstad, met een piepklein tuintje. Winkels om de hoek, station vlakbij. Ze verhuisde in januari en alles zag grauw en kaal. Geen vogel te bekennen, zelfs geen koolmees. Tot overmaat van ramp kwam corona. Lisa voelde zich leeg, uitgeput en verdoofd. Niemand om mee te praten, niemand om mee te lachen.
‘Wat gebeurt er met me?’, denkt Lisa. Ze is zich bewust van een blije spanning en een vaag gevoel van verwachting. Heeft zo’n kortstondige ontmoeting met een vogeltje dat teweeggebracht? Ze kan het zich nauwelijks voorstellen.
Maar de volgende dag weet ze het zeker. De roodborst staat opnieuw voor het raam. En Lisa ziet nu ook ineens een drietal pimpels ondersteboven hangen aan de twijgen van een vliertje. Het kan dus! Ze móet vogels gaan lokken. Ze zal werken aan een nieuw paradijs; klein maar rijk.
Een nacht gaat voorbij waarin een vreemde gure storm langs het huis jaagt. Tik-tik. Voor het raam wipt de roodborst rusteloos op en neer. Hij wil naar binnen, schuilen. Lisa wijst naar de achterdeur en doet die op een kier. De roodborst schiet langs haar heen, de deur slaat uit haar handen. Met veel moeite sluit ze hem weer. Als ze zich omdraait hebben tientallen mussen de huiskamer bezet, boomkruipers beklimmen handig de trap naar de bovenverdieping; daar zit heel stoïcijns een kerkuil bovenop de linnenkast.
Lisa is vroeg haar bed uit. Nog voor ze zich een koffie gunt haast ze zich naar het raam bij de fauteuil. Nee – hij is er niet. Nog niet, waarschijnlijk. Ze nestelt zich in haar stoel, een thermoskan koffie naast zich, een warme mok in haar handen. Alsof ze in het veld is. Maar de roodborst laat zich niet zien. Ook de dag erna niet, zo min als de dag dáárna. Lisa is teleurgesteld. En gefrustreerd. En boos, al weet ze niet op wie.
Op de vierde dag schoot haar zomaar een zin in het hoofd die ze ooit ergens op internet had gelezen. Het roodborstje laat je zien dat je zelf de kracht hebt om het bloeden van jouw hart te stelpen. Lisa had niet zoveel met dit soort spirituele duidingen, maar nu leek het haar wel een passende aanmoediging.
Ze ging aan de slag met voedertafels, een silo, veel vetbollen en pindakokers. En elke dag strooide ze vers kippenvoer op een groot oud bord; de week was nog niet om of er landde een koppeltje tortels. Het waren blijvertjes. De pimpels kregen gezelschap van koolmezen en twee keer daags wipte een grote bonte specht aan.
De brievenbus klepperde. Lisa zat op haar vertrouwde positie. Een schitterend zwarte merel joeg een concurrent achterna. Met tegenzin hees ze zich uit de fauteuil. De post bestond uit één ansichtkaart. Een verlate kerstwens zo te zien. Ze draaide hem snel om. Lieve Lisa, hoe gaat het met je? Kun je je draai een beetje vinden? Ik kom je gauw weer eens opzoeken.
Geen afzender. Iemand uit het dorp? Er stond geen naam onder die paar regels. Ze draaide de kaart weer om en toen zag ze het; wat ze voor een kerstboom had aangezien was een hulststruik. Precies in het midden zat prominent een roodborst.
Vogels maken graag gebruik van tuinen. Iedereen kan vogels daarbij helpen, ook als je een balkon hebt of een kleine stadstuin. Vogelbescherming heeft veel praktische tips om ook jouw tuin vogelvriendelijk te maken.
In deze gratis vogelcursus voor beginners leer je van Nico en Camilla in tien vogellessen veel tuinvogels en hun geluiden herkennen. Met handige tips, filmpjes en ezelsbruggetjes. Je ontvangt meteen de eerste vogelles per mail.