Door
Gert Ottens
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 2 november 2017
Graspieper en ‘neef’ boompieper lijken erg op elkaar en zijn best lastig te onderscheiden, tot u goed luistert naar de roep. Graspiepers roepen een wat zenuwachtig ‘iest, iest’, terwijl boompiepers een kort, schel ‘spiez’ laten horen. Vooral tijdens de vlucht roepen beide soorten veel.
Zingen doen ze meestal in een zangvlucht waarbij ze niet heel erg hoog opvliegen om vervolgens als een parachute te dalen. Graspiepers doen dat meestal vanaf de grond, het gras dus. Boompiepers – u raadt het al – eigenlijk altijd vanuit een boom of struik.
Als u goed kijkt naar het uiterlijk zijn deze twee ook uit elkaar houden. Beide hebben een gelige borst met zwarte strepen, maar bij graspiepers lopen de zwarte strepen duidelijker door op de zijkant, de flanken. Boompiepers hebben bovendien een wat opvallender ‘gezicht’ met wenkbrauw en ‘baardstreep’, graspiepers hebben een opener gezichtsuitdrukking. Graspiepers zijn het hele jaar door te zien in heel Nederland, boompiepers trekken vanaf oktober weg naar warmere oorden.
De vreemde eend in de bijt is de waterpieper. Deze piepers broeden in de bergen van zuidelijk Europa en in de herfst trekken ze naar het noorden. Bij ons zijn ze vanaf oktober te zien. U kunt ze aantreffen in natte graslanden, bijvoorbeeld langs rivieren, vaak samen met graspiepers. Ze vallen daarbij op doordat ze groter zijn. Bovendien hebben waterpiepers donkere poten en graspiepers roze. In zomerkleed – te zien als u op vakantie in de Alpen bent – zien ze er heel anders uit. Ze hebben dan een mooi roze borst.
Helaas gaat het erg slecht met de veldleeuwerik in Nederland. En zijn prachtige zang, die van hoog in de lucht wordt gebracht, hoort u dus steeds minder vaak. Maar toch zijn ze er nog, vooral in natuurgebieden met veel gras of heide en in het boerenland. Veldleeuweriken – en dus ook boomleeuweriken – lijken wel wat op piepers. Maar ze zijn duidelijk groter en steviger, en meer bruin en zwaarder gestreept van boven. En de veldleeuwerik heeft een kuif die hij soms opzet. De veldleeuwerik is een trekvogel, maar vliegt vaak pas naar het zuiden als het begint te vriezen.
Boomleeuweriken zijn kleiner, met een zeer korte staart en een onopvallend klein kuifje. De kop van de boomleeuwerik is opvallender, met een opvallende, witte wenkbrauwstreep. Beide soorten roepen duidelijk anders. De veldleeuwerik laat een hard ‘drie-ip’ horen, waar de boomleeuwerik een jodelende roep laat horen. Dat gejodel is ook te horen in de zang, vaak vanuit een boom: dat zou een veldleeuwerik nooit doen. In de winter zijn ze maar weinig te zien in ons land.
Deze leeuwerik verschilt enorm van de andere twee. Om te beginnen is het bij ons een wintergast uit het hoge noorden en zien ze er totaal anders uit. Strandleeuweriken ziet u ’s winters vooral in het Waddengebied, waar ze als muizen rondsluipen langs de vloedlijn, op zoek naar voedsel.