Geplaatst op 12 november 2018
Pang! Heb jij het ook gemerkt? Het seizoen is weer begonnen.
Lag ik vanmorgen in alle vroegte lekker te genieten van het gegak van overvliegende ganzen, werden die fijne klanken plots ruw verstoord door doffe knallen in de verte. Ik wist meteen hoe laat het was: in de weilanden achter mijn huis was de overbuurman zijn hobby weer aan het uitleven.
De afgelopen jaren moest ik meermalen mijn kinderen troosten; overstuur geraakt doordat ze, nietsvermoedend uit het raam kijkend, ineens werden geconfronteerd met de openstaande kofferbak van de net teruggekeerde auto op zijn oprit. Ongevraagd zagen zij tot hun verbijstering een bulk neergemaaide brandganzen, die hij in delen, vastgegrepen bij hun nek, naar zijn garage bracht. Diezelfde ganzen waar zij zelf altijd zo verrukt naar kijken.
In bed besefte ik dat ik die ochtend niet uit het raam moest kijken, om te voorkomen dat de massaslachting de hele dag op mijn netvlies zou branden. Met tranen in mijn ogen ging ik hardlopen, weg van de schietende oude man.
Begrijp me goed, ik ben niet tegen jagen an sich. Er kunnen situaties zijn waarbij afschot de beste oplossing is. Maar dat mensen dit als hobby doen; dat niemand ze iets opdraagt maar dat ze gewoon gaan omdat ze het leuk vinden, het doden – hoeveel draadjes moeten er dan niet loszitten in dat hoofd?
Tijdens het lopen dacht ik terug aan maart dit jaar. Weet je nog? We reden naar een beschermd natuurgebiedje, ergens in Noord-Holland. Vlakbij de vogelkijkhut parkeerde ik de auto. Ik stapte uit en hing meteen in je armen – van schrik, want vlak naast mij lag een enorme berg dode grauwe ganzen. Neergesmeten als een stapel vuilniszakken. We staarden er verbijsterd naar. Toen hoorden we de knallen. De daders zaten vlakbij onze vogels uit de lucht te schieten. Onmogelijk natuurlijk, in een beschermd natuurgebied. Zouden we een stel criminelen op heterdaad betrappen? Griezelig wel – zij beschikten over moordwapens, wij enkel over verrekijkers. Toen we de in legerkleding gestoken mannen in onze kijkers hadden viel het kwartje. Ze verscholen zich tussen het riet als roerdompen, de lopen schuin omhoog gericht. En laat dat riet zich nou nét een paar centimeter voorbij de officiële grens van het natuurgebied bevinden.
Je probeert het je voor te stellen. Rechts een beschermd gebied mét vogelkijkhut, waar vogels in principe niets te vrezen hebben en slechts in stilte worden bewonderd door echte natuurliefhebbers. Een paar vleugelslagen te ver naar links en daar is de harde echte wereld, met moordzuchtige oude kerels die het vermoedelijk al decennialang zonder passie moeten stellen en hun genot dan maar halen uit het uit de lucht knallen van een weerloos dier. Gewoon, voor de lol. Makkelijk prijsschieten op die plek: elke vogel die de voor hem onzichtbare grens passeert van het aantrekkelijke vogelparadijsje is gegarandeerd ten dode opgeschreven. Het lijkt het IJzeren Gordijn van weleer wel. ‘En alleen de vogels vliegen van Oost- naar West-Berlijn, worden niet teruggefloten, ook niet neergeschoten’, zong Het Klein Orkest. Maar in ons land gaat zelfs die vlieger niet op.
De woede en verbijstering voelden wij allebei, daar. Toen we later met de auto over een smal dijkje reden en we pal langs onze hobbyjagers bleken te komen draaiden we de raampjes open en brulden eensgezind: ‘Klootzakken!!’ Het kwam uit onze tenen. De mannen kwamen overeind, wij scheurden ze met opgestoken middelvinger voorbij. Hè, lekker was dat.
Jammer alleen dat het dijkje even verderop bleek dood te lopen.
Maar we leven nog, dat is al heel wat. Al denk ik door al dat geknal vaker aan de dood dan me lief is. Zeg me Jean-Pierre, hoe kom jij dit jachtseizoen heelhuids door?
Dit was de 20ste en laatste column van Spotvogels.
Weet je wel zeker dat je dat niet gedroomd hebt, van die klootzakken? Ik moet het hebben verdrongen. Maar ik heb wel ergere dingen op mijn kerfstok – louter in mijn fantasie, uiteraard.
Helaas herken ik het tafereel dat je beschrijft wel. Dat is het nieuwe vogelen: op de ene vierkante meter de vogelaar, die machteloos moet toezien hoe luttele meters verderop achteloos het doodvonnis wordt geveld door mannen die menen dat ze ook mijn geluk aan flarden mogen schieten. Hadden we hier maar niet moeten komen, wij domme ganzen.
Wat soms helpt: struisvogelpolitiek. Kop in het zand, andere kant op kijken. Maar het blijft een paardenmiddel.
Ik ben ze zat, de drogredenen, de valse argumenten. (‘Liever een stuk wild dan een kip uit de bio-industrie!’, ‘Deze dieren hebben tenminste een goed leven gehad’, ‘Jagers houden meer van natuur dan de meeste dierenliefhebbers’.)
Op televisie zag ik een uitzending van EenVandaag. Daar was weer eens een jager – de lobby heeft zijn pr de laatste tijd goed op orde: jagers zijn in de media allang niet meer het haasje. Het wemelt er van de vrije podia waar ze klakkeloos de ruimte krijgen – ‘het redelijke verhaal’ achter een vuile praktijk.
In beeld kwam een jager met zijn buit, levenloos bungelend in zijn handen als kolenschoppen. Een wilde eend, volgens de voice-over. Een vrouwtje krakeend, zo zagen vogelaars geschokt (op Twitter). Een beschermde vogel. Uit geilheid geschoten, in volle onwetendheid. Was het maar een uitzondering.
Ik weet het: ook vogelaars zijn jagers. Hun toeters zijn als de vizieren van het jachtgeweer. Hun trekker is de knop van het fotoapparaat (kijker en fotograaf gaan steeds vaker samen, valt me op). Het moment van aanleggen, de opwinding, de triomf. Ik weet het niet zeker, maar misschien dat we (de romantischer types althans) zelfs een gevoel van ontroering kunnen delen.
Laten we geloven dat jagers van dieren en natuur houden, zoals ze zelf vaak zeggen, al is het dan vooral in de pan. Maar duister blijft het, die onbegrijpelijke neiging dood te schieten waar je hart naar uitgaat. Schoonheid moet kapot, onschuld vermoord. Bestaat er hulp voor zo’n destructief wereldbeeld?
Waar de jager zich beroept op ‘liefde voor de natuur’, beroep ik me op beschaving. Kijkers voor kogels – noem het vooruitgang. In de strijd om het morele gelijk moet je de onbeschaafden altijd een stap voor blijven. Niet dezelfde fout maken als zij. Ik doe m’n best, maar het valt niet altijd mee. Want Google staat vol met jammerlijke missers van jagers. ‘Jager per ongeluk neergeschoten door mede-jager’ is nog een van de minst erge uit een lange reeks tragische missers. Zo schieten jagers steeds vaker in eigen voet.
Ik kan een sprankje leedvermaak niet ontkennen. Dat is niet beschaafd, maar wel logisch, las ik in Jonathan Franzens nieuwste essaybundel Het einde van het einde van de wereld: soms moet je ‘de enige eigenschap benutten die als onverbeterlijke zwartkijker in je voordeel werkt: het vermogen te lachen in donkere tijden.’
Dit was onze laatste keer op deze plek, Saskia. Het is mooi geweest, we hebben gelachen. Met dit saluut wens ik ook de onbeschaafden een knallend afscheid.
Twee posters met prachtige tekeningen van Elwin van der Kolk. Je krijgt een poster met bedreigde Nederlandse broedvogels én een met de doortrekkers en wintergasten die ons land aandoen.
Vogels kijken doe je ook met je oren! Vogelbescherming heeft een paar mooie podcastseries gemaakt. Luister bijvoorbeeld naar Uitgevogeld, Dwaalgasten of Van glas tot gras.