Door
Paula Huigen
Medewerker Vogelbescherming Nederland
Geplaatst op 28 maart 2024
Wie kent hem niet, dit kleurrijke vogeltje dat alom present is in ons land: de koolmees. Hoor hem het voorjaar bejubelen, zie hem speels van tak naar tak vliegen en druk in de weer zijn bij het nestkastje in de tuin of op het balkon. In deze tijd van het jaar zijn mannetje en vrouwtje weer innig samen, na een winterperiode waarin koolmezen in los groepsverband met elkaar en andere soorten zijn opgetrokken. Manlief gaat chic gekleed met een brede, zwarte stropdas. Deze hangt over de gele buik tot onder z’n pootjes. Het vrouwtje heeft een smallere buikstreep, die bovendien niet zo ver doorloopt. Hoe groter de stropdas van het mannetje, des te sterker en dominanter hij is. In de mezensociëteit is hij helemaal het heertje.
De hoogtijdagen van het koolmeeslied zijn nu aangebroken. Het bekendst is een tweetonig, wat ‘zagerig’ klinkend deuntje. Maar de koolmees heeft nog minstens zes andere melodietjes in z’n repertoire. Die worden allemaal flink beoefend, zodat het soms lijkt alsof op één plek meerdere koolmezen huizen. Een rivaal wordt hier al snel door gefopt en ontmoedigd; de suggestie is immers dat het er al ‘vol’ zit en dat het dus zinloos is om met al die andere mezen de strijd aan te gaan voor een territorium. Met de komst van de lente heeft zich overigens iets wonderbaarlijks in het koolmeeslijfje voltrokken. Koolmezen hebben vóór hun gewone maag een zogenaamde spiermaag. Hierin belandt het ongekauwde, ingeslikte voedsel. Een flinke spier kneedt dit tot een brijachtige massa, waarna de vertering in de échte (tweede) maag kan beginnen. In de herfst wordt deze spiermaag sterker om de ‘harde’ winterkost van nootjes en zaden te kunnen verteren. In het voorjaar gebeurt het omgekeerde: de spiermaag wordt een slap zakje dat alleen nog het insectenrijke dieet van het komende halfjaar verdraagt, namelijk rupsen en insecten.
Koolmezen broeden in holletjes en maken maar wat graag gebruik van nestkastjes. Mannetje en vrouwtje zijn doorgaans een koolmeesleven lang trouw aan elkaar. Dat kan wel eens uitmonden in een huwelijksverbond van tien jaar. Volgens ringgegevens is de oudst bekende koolmees zelfs vijftien jaar geworden. Dit zijn echter wel de bevoorrechten, want de wereld van de kleine koolmees kent veel leed. Alleen de sterkste overleven, en in sommige jaren haalt nog geen tien procent van de jonge koolmezen het daaropvolgende jaar. Net als veel andere zangvogels beschikken koolmezen over een mysterieuze klok. Daardoor lukt het ze hun broedtijd precies af te stemmen op de verwachte piek in de aanwezigheid van rupsen. Als de voedselbehoefte van de jonge koolmezen het grootst is, zijn er rupsen in overvloed. Enkele decennia geleden viel die rupsenpiek meestal eind mei of begin juni. Door het veranderende klimaat en de hogere voorjaarstemperaturen lopen de bomen steeds vroeger uit. De rupsenpiek valt nu gemiddeld twee weken eerder. En dus broeden de mezen ook eerder.
In de tweede helft van april is er een nest met gemiddeld negen tot twaalf eitjes. Na zo’n twee weken broeden kruipen de jongen uit het ei. Het zijn kale en blinde mormeltjes die voorlopig alleen hun bekjes wijd open kunnen sperren. Om zich te ontlasten werpen ze hun achterste omhoog en floepen er een hygiënisch gelatinezakje met uitwerpselen uit. Dat wordt door de oudervogel opgepikt en een eind van het nest gedeponeerd. Zo houden ze het nest schoon. Ze voorkomen daarmee ook onaangename geurtjes die maar de aandacht zouden trekken van geduchte nestrovers als gaai, eekhoorn of grote bonte specht. In een kleine drie weken tijd groeien de jongen uit tot vrolijk gevederde mezen. De ouders vliegen af en aan met voedsel. Om de paar minuten komen ze bij het nest met een nieuw hapje. Naarmate de jongen groeien, krijgen ze steeds grotere rupsen, uiteindelijk zijn die soms meer dan drie centimeter lang. Dan komt de dag dat het nest gaat uitvliegen, meestal ’s morgens vroeg. De ouders hebben dan zowat tienduizend hapjes aangesleept.
De jonge koolmezen leren al snel kleine insecten en bladluizen te vangen en weten zich nog twee tot vier weken door de ouders verzorgd. Moeder koolmees heeft met de aanmaak van haar eitjes en de broedzorg zo’n twee tot vijf procent van haar gewicht verloren en moet weer aansterken. Soms volgt er een tweede broedsel. De kans daarop is kleiner na een succesvol eerste broedsel met veel jongen. Ook de beschikbaarheid van voedsel speelt een rol, evenals de conditie van het vrouwtje. Voor zo’n tweede broedsel knapt het vrouwtje het oude nest op of ze maakt een nieuw nest. Wie een nestkast heeft, maakt deze pas schoon ná het broedseizoen, bij voorkeur in de herfst. Flink borstelen met heet water, dat is de beste garantie om parasieten te verdrijven. Doe het echter nog voordat de winterkou intreedt, want bij kou zoeken ze het nestkastje graag weer op om warm te blijven.
Over een paar maanden, in juli en augustus, is het uit met de koolmeespret. De oudervogels ruien het hele verenkleed en verliezen hun zanglust. Laten we daar voorlopig nog maar niet aan denken en met volle teugen genieten van het voorjaar.
In deze gratis vogelcursus voor beginners leer je van Nico en Camilla in tien vogellessen veel tuinvogels en hun geluiden herkennen. Met handige tips, filmpjes en ezelsbruggetjes. Je ontvangt meteen de eerste vogelles per mail.
De camera’s van Beleef de Lente zijn vanaf begin maart tot eind juli aan bij verschillende vogelsoorten zoals de visarend, oehoe, steenuil, ooievaar, bosuil en nog veel meer.