Door
Kees de Pater
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 10 juni 2015
Natuurorganisaties vrezen dat deze evaluatie tot een afzwakking zou kunnen leiden van regels die een goede bijdrage leveren aan behoud en herstel van kwetsbare natuur in Europa. Onder andere vanuit delen van de landbouw wordt gepleit voor afzwakking van de Europese natuurregels. Een gotspe. Afgelopen twee weken bleek opnieuw uit een regen aan rapporten van onder andere de Europese Commissie zelf, dat de intensieve landbouw de grootste bedreiging voor de biodiversiteit is en dat soorten in het landelijk gebied het hardst achteruit gaan. Nederland, waar de veldleeuwerik en patrijs met meer dan 95% achteruit zijn gegaan, heeft daarbij de twijfelachtige eer op nummer één te staan. Keer op keer laten cijfers zien dat onze over-geïntensiveerde landbouw desastreus is voor zo'n beetje al het leven waar we ons land mee delen. Niet zo verwonderlijk. Alle processen op het boerenbedrijf worden zo ver mogelijk gerationaliseerd voor een maximale productie. Ooit rijke graslanden met tal van soorten bloemen, kruiden en grassen zijn nu eenzijdig ingezaaid met Engels raaigras, dat zo vaak mogelijk wordt gemaaid. Op die velden is geen plaats voor weidevogels of stuifmeel zoekende bijen.
Het debat zal dan ook niet moeten gaan over versoepeling van regels die verdere aantasting van de natuur tegen gaan, maar over de noodzakelijke transitie in de voedselproductie. Transitie naar een productie die in balans is met de natuur en niet langer een bedreiging vormt voor die natuur. Of met een duur begrip ‘ecologisch duurzame productie’.
Nederland wordt geroemd vanwege de extreem hoge innovatiekracht in de landbouw. Goede reden om ons land met die innovatie ook voorop te laten lopen in de noodzakelijke transitie. We hebben daar ook de morele plicht toe. Niet alleen is de achteruitgang van de Europese plattelandsnatuur bij ons het sterkst. Nederland heeft ook aan de wieg gestaan van de intensivering van de Europese landbouw. Het was de Nederlandse Eurocommissaris Mansholt die tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog de Europese landbouw hervormde voor voedselzekerheid. Het protest van kleine boeren negerend werkte hij aan een visie: een Europa zonder honger waar boeren een goed bestaan hebben. Mansholt kwam echter aan het eind van zijn carrière tot het inzicht dat zijn beleid van schaalvergroting in de landbouw door subsidiëring was doorgeschoten en tot de ecologische ramp zou leiden die zich nu voltrekt. Hij heeft geen nieuwe omwenteling meer kunnen bewerkstelligen. Het is tijd voor een nieuwe Mansholt die met kracht en doorzettingsvermogen de landbouw weer in evenwicht brengt met de natuur. Dat is geen utopie. Verschillende boeren tonen nu al aan dat het kan, maar die keuze moet makkelijker en daarmee vanzelfsprekend worden. Staatssecretaris Dijksma geeft in haar Natuurvisie aan dat ze naar natuur-inclusieve productie streeft. Landbouwproductie waarbij goed rekening gehouden wordt met de natuur. Als ze die visie stevig doorzet wordt zij wellicht de Mansholt van de transitie naar een moderne landbouw die in balans is met de natuur. Zodat we straks weer hoog in de lucht boven bloemrijke weides veldleeuweriken horen zingen en grutto’s zien baltsen.
Kees de Pater
Vogelbescherming Nederland