Door
Caspar Janssen
Natuurjournalist en columnist
Geplaatst op 1 november 2016
Aan de andere kant van de telefoonlijn hoorde ik weemoed. Van Noorden vertelde over hoe hij vroeger maar het dorp uit hoefde te fietsen om ortolanen te zien en te horen. Hij sprak van mooie zomeravonden in een landschap van roggeveldjes en eikensingels. En dan de zang van ortolanen, die schitterende zang… En die kleuren: groen, geel, roze…
De weemoed sloeg op mij over. Dat had met de ortolaan te maken, maar ook met het landschap dat Van Noorden beschreef. De ortolaan was bij uitstek een slachtoffer van de ingrijpende veranderingen op het platteland. Schaalvergroting, monoculturen, de afname van de teelt van zomergranen, de opkomst van de maisteelt, het verdwijnen van eikenhoutwallen, heggen, braakliggende akkerranden. Het verdwijnen, kortom, van het kleinschalige boerenlandschap.
Dat is niet alleen een landschap waar vogels van houden, ook mensen zijn er gek op. Je hoort weleens de relativerende woorden: ach, het is maar wat je gewend bent, over dertig jaar vinden we de groene woestijn, de akkers met monoculturen, de biljartlakens met kunststof megastallen vast ook wel mooi. En het is alleen maar nostalgie.
Ik geloof daar niets van. Dat merkte ik toen ik dit jaar op bezoek was bij Peter Harry Mulder, een Groningse akkerbouwer en vogelliefhebber. Samen met andere boeren en burgers probeert hij overhoekjes in te richten voor de grauwe klauwier. De grauwe klauwier is allesbehalve grauw, wel is hij uiterst zeldzaam geworden. Want net als de ortolaan gedijt de grauwe klauwier slecht in het grootschalige boerenland.
Mulder en anderen hadden een kleine begrazingsweide gemaakt, waarin een paar Lakenvelders liepen. Op de mest van de koeien komen mestkevers af, en andere insecten, voer voor de grauwe klauwier. Om de miniweide staan nu meidoorns en sleedoorns, daar kan de grauwe klauwier zijn prooien op spietsen. Dan is er nog een verschralingsstrookje, met veel kruiden, en insecten, voedsel dus. Dat alles in de hoop dat de grauwe klauwier, die hier ooit wel broedde, de plek gaat herontdekken.
Ik keek uit over de kale, uitgestrekte Groningse akkers. En toen weer naar de kleurrijke akkerranden van Mulder, de plukjes struweel her en der, en naar het nieuwe leefgebiedje voor de grauwe klauwier. En ik wist het wel zeker: dit is objectief gezien veel mooier, nu en ook over dertig jaar. Boerenland voor vogels en mensen. Je zou zeggen: wie wil dat nou niet?
Caspar Janssen is natuurjournalist en columnist voor oa De Volkskrant. Een bundeling van zijn dierenportretten verscheen eerder onder de titel 'In de ban van het beest'. Voor Vogelbescherming schreef hij deze gastcolumn.