Geplaatst op 22 februari 2016
In een woonwijk van de Haarlemmermeer speurt Bert Jan Bol bomen in voortuinen af. Schiphol is dichtbij. “In de winter trekken ransuilen vaak naar de dorpen, zelfs tot in tuin. Eerst zitten ze in loofbomen. Als die in de herfst kaal worden, kiezen de uilen voor naaldbomen of klimop; ze laten zich niet graag zien. Hier komen ze graag; Schiphol is hun jachtterrein. Daar jagen ze in de schemering op veldmuizen.”
In een achtertuin liggen onder de bomen braakballen, witte poepspetters zitten op de takken. De uilen zelf zitten goed verscholen. “Als ze uitvliegen in de schemering kunnen we ze tellen. Na het uitvliegen van de eerste vogels tellen we ruim een half uur door, anders missen we de helft. In deze tuin zitten twintig ransuilen.”
In de winter zitten ransuilen bij elkaar in een boom. Zulke slaapplaatsen heten roestplaatsen; roesten betekent slapen of rusten. Meerdere families van twee ouders en hun jongen slapen er samen. Ze zijn honkvast. Bol: “Soms wel 25 jaar op één plaats. Op het stadsplein van Kikinda in Servië slapen er 's winters maar liefst 750 bij elkaar!”
Sinds begin jaren negentig doet Bol onderzoek naar ransuilen. Vooral naar overleving en plaatstrouw. Daarom vangt hij ook ransuilen om de ringen te kunnen aflezen en geeft hij ze een vleugelmerk met een nummer. Zo weet hij bijvoorbeeld dat zijn oudste uil vijftien jaar oud is geworden, dat er meer vrouwen overleven dan mannen en dat er meerdere generaties bij elkaar in een boom zitten.
In het vroege voorjaar trekken ransuilen weer naar de rand van dorpen waar boerderijen met bomen zijn. Ze broeden hier in oude nesten van eksters en kraaien. Half februari begint de balts: de paarvorming. Het mannetje roept naar zijn rivalen om indruk te maken. Op stille nachten hoor je een zacht en kort geluid: hoe. Niet echt indrukwekkend. Spectaculairder is het vleugelklappen. Het mannetje vliegt dan sierlijk en dreigend rond een nestplaats en klapt zijn vleugels onder zijn lijf luid tegen elkaar: whoesjj. Als het vrouwtje voor hem is gevallen, paart ze met hem. Ze legt, soms in maart al, vijf eieren.
Ook al zoekt een ransuil vaak een plek op dicht bij de mensen, hij houdt van rust. Een ransuil is snel verstoord. Dat kan al gebeuren als je hem met je verrekijker te lang bekijkt. Een alerte ransuil zet zijn oorpluimen recht overeind en maakt zich lang.
Foto's: Janko van Beek