Door
Tom Brekelmans
Stadsvogeladviseur
Geplaatst op 19 december 2016
Wat nu een huismus heet, mag je zien als een afstammeling van de wevervogel van de Afrikaanse savanne; graszaad-eter en tunnelnesten bouwend van grashalmen. Bij de opkomst van nederzettingen vonden deze vogels een kant-en-klaar-dak om in te wonen en een rijk gedekte tafel in de akkers rondom.
Gaandeweg en cultuurvolgend werden op die manier zowat alle werelddelen bevolkt. Onze nederzettingen heten tegenwoordig dorpen en steden en toch is de huismus ons blijven volgen. Het menu werd aangepast, maar de huismus bouwt zijn nest nog steeds onder het dak met niets anders dan met gras en wat veertjes. Het ging een tijdje heel slecht met onze mussen, maar de terugval van de populatie lijkt het ergste gehad te hebben. Om er weer bovenop te komen, kunnen ze nog steeds alle steun gebruiken.
Ook onze geaardheid om het eigen terrein te omtuinen met levende zaailingen van houtgewassen is gebleven. Dat heet nu tuin. Maar pas op, mussen kunnen niets met een dichte coniferenhaag.
Zoals een grauw gekleurde nachtvlinder kiest voor een gelijk gekleurde achtergrond voor een veilige rustplek, lijken huismussen een voorkeur te hebben voor de kleur en constructie van een winterse beukenhaag, immers zes maanden in wintertooi. Mussen nestelen er nooit maar schuilen en vermaken zich daar, mits minstens 2 meter hoog. De heg werkt ook als crèche en buurthuis met name vanaf de zomer tot en met het vroege voorjaar.
Mussen zijn uitgesproken koloniebeesten, heel speels en uiterst communicatief. Ze willen zich druk tjilpend, baltsend en van tak naar tak kwetterend veilig voelen in het kale binnenste van een beukenhaag en toch zicht houden op de omgeving. Enorme druktemakers in groepsverband zijn daarmee aandacht trekkers voor bijvoorbeeld de sperwer. Als in gemeenschap loltrappen langs de dakgoot door een roofvogel wordt opgemerkt, duiken ze allemaal, binnen een tel de beukenhaag in. Even maar blijft het doodstil maar snel begint het gekwetter weer alsof er niets gebeurd is. Een sperwer kan er niet bijkomen ondanks zijn lange poten, een kat ook niet.
Opgeschoten zaailingen van de inlandse beuk, Fagus sylvatica, zijn niet kostbaar en makkelijk verkrijgbaar. Ze groeien samen uit tot een min of meer transparante tuinafscheiding. Ondoorzichtig in de zomer, herfst verkleurend, in de winter bladhoudend. Maar gaande het voorjaar wordt steeds meer blad verloren tot nieuw blad in mei.
Tuinarchitect Tom Brekelmans is een gepassioneerd vogelaar met meer dan 30 jaar ervaring met tuininrichting en andere buitenruimten. Zijn ontwerpen als tuinarchitect zijn meervoudig bekroond, onder meer met de Welstand Architectuurprijs. Jarenland schreef hij tuincolumns voor veel regionale dagbladen. Voor Vogelbescherming is hij vrijwillig Stadsvogeladviseur. Meer informatie via www.burobrekelmans.nl.