Geplaatst op 1 december 2014
Toen ik bij de afweging of we zouden gaan verhuizen naar Texel riep dat ik dan wel ver weg van het prachtige Naardermeer zou komen te wonen, vroeg mijn vrouw: “Goh, en wanneer ben je daar voor het laatst geweest?” Dat was enkele maanden geleden, gaf ik toe.
Maar dan de appelvink. Die ga ik echt missen. Rondom ons huis staan Spaanse aken. De zaden ervan worden graag gegeten door appelvinken. En die zie ik dan ook vaak, soms wel tientallen. De appelvink is al heel lang een van mijn favoriete vogels. Mijn eerste zag ik in een park in Bilthoven, waarna er vele jaren volgden dat ik ze maar zelden zag. Pas door het veldwerk voor het Broedvogelmonitoringproject in de Flevolandse bossen leerde ik de appelvink goed kennen.
Nog altijd richt ik mijn kijker op elke appelvink. Is er een mooiere, wonderlijker vogel te vinden in Nederland? De hazelnootkleuren in de kop, het sepia van de mantel, het zachte grijs in de nek, de merkwaardige donkerblauwe vlaggetjes aan de handpennen, het delicate wit in staart en vleugels. En dan die zelfverzekerde tronie. Met de krankjorum grote snavel, de norse blik en het priemende oog.
Gelukkig gaat het de appelvink goed. Hij broedt sinds kort zelfs in de Staatsbossen op Texel. Een enkel paartje, dat wel. Maar ik kan dus af en toe het vlakke, winderige land de rug toekeren en in de beslotenheid van het bos mijn oude vriend opzoeken. Ja, we gaan. Naar Texel!