Geplaatst op 15 november 2019
Deze week bracht het CLM de resultaten naar buiten van een nieuw onderzoek naar oorzaken van verhoogde sterfte bij jonge (kool)mezen in de stad ten opzichte van natuurgebieden. Een van de resultaten van het onderzoek, dat CLM samen met NIOO-KNAW heeft uitgevoerd, is dat de sterfte onder de mezen zeer waarschijnlijk niet direct toe te wijzen is aan de chemische bestrijding van de buxusmotrups.
Buxusmotrupsen zijn als voedselbron ontdekt door koolmezen en worden sinds enkele jaren veelvuldig gegeten. Het gegeven dat buxus de voor zoogdieren giftige stof buxine bevat, riep vragen op met betrekking tot de gezondheid van de mezen. Dat buxine kwaad kan werd echter al weerlegd door onderzoek in 2018 van het NIOO-KNAW.
Een verband tussen de chemische bestrijding van de buxusmotrups en de verhoogde mezensterfte, werd ook gevreesd. In 2018 werden in een verkennend onderzoek meer insecticiden gevonden in dode ‘stedelijke’ mezen, dan dode jonge mezen in het bos (in het bos staan geen buxussen die met gif worden bespoten, was de aanname). Reden genoeg om dit jaar een uitgebreid vervolgonderzoek te doen.
Een oproep om voor dat onderzoek dode meesjes te melden en aan te leveren bij het CLM werd massaal beantwoord. De nu gelanceerde uitkomst van het onderzoek toont dat het niet waarschijnlijk is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gif dat wordt gebruikt voor de bestrijding van de buxusmotrups en de sterfte van de mezen. Ze gaan dus vermoedelijk niet dood van het gif zelf.
Wel is er waarschijnlijk een indirect verband tussen dat gif en het grotere aantal dode mezen in de stad. De hogere sterfte van koolmeesjongen in de stad is mogelijk te verklaren door onder meer een combinatie van een lagere hoeveelheid insecten en een lagere kwaliteit van de insecten, schrijft het CLM. Vogels gaan dus wél dood van de honger, omdat er door al die soorten gif tegen insecten, minder insecten zijn. En dus minder voedsel voor vogels en andere insecteneters.
Een andere verrassende uitkomst van het onderzoek is dat een groot deel van de gevonden gifstoffen komt van anti-vlooien -teken middelen. Restanten hiervan werden veelvuldig gevonden in de onderzochte mezen. Dit zijn in wezen ook insecticiden. Omdat honden- en kattenharen een geliefd nestmateriaal zijn voor mezen, komen ook bespoten haren met regelmaat in nesten terecht en dringen door de huid van de jonge meesjes.
Het is dan ook raadzaam om borstels met honden- of kattenharen niet meer buiten uit te kloppen, tenzij u zeker weet dat de dieren niet behandeld zijn tegen vlooien of teken.
In totaal werd in de 41 onderzochte mezen, 84 keer pesticiden gevonden: 26 verschillende soorten. In de meeste gevallen betrof het insecticiden (gif om insecten te doden), maar ook herbiciden (onkruidverdelgers) en fungiciden (schimmelbestrijders) werden in meervoud aangetroffen. Opvallend genoeg bevonden zich ook veel ‘illegale’ middelen in de meesjes, waaronder het al in 1973 verboden DDT. Dit middel breekt zeer slecht af en is dus na bijna 50 jaar nog steeds aanwezig in de natuur. Dit toont maar weer aan hoe hardnekkig bestrijdingsmiddelen kunnen zijn en hoe nodig het is dat iedereen onmiddellijk stopt met het gebruiken van gif in de tuin.
In deze gratis vogelcursus voor beginners leer je van Nico en Camilla in tien vogellessen veel tuinvogels en hun geluiden herkennen. Met handige tips, filmpjes en ezelsbruggetjes. Je ontvangt meteen de eerste vogelles per mail.
Lees nieuws en de mooiste artikelen op onze site. En ontvang maandelijks een selectie van de beste artikelen in je mail.