Door
Frans van Alebeek
Vogelbescherming Nederland
Geplaatst op 10 oktober 2024
Rond de Tweede Wereldoorlog werd DDT ontwikkeld als ‘wondermiddel’ tegen steekmuggen, vlooien en plagen in landbouwgewassen. Het bestrijdingsmiddel leek vrijwel ongevaarlijk voor zoogdieren en mensen. Twintig jaar later maakte Rachel Carson met haar boek Silent Spring duidelijk dat het grootschalig gebruik van deze ‘onschuldige’ middelen tot grote problemen leidden voor het milieu en voedselketens. DDT en haar afbraakproducten blijven zeer lang aanwezig in het milieu, worden opgeslagen in vetweefsels en komen daardoor in voedselketens in steeds hogere concentraties terecht in toppredatoren. Roofvogels en visetende vogels gingen dramatisch achteruit door embryonale sterfte, sterk verzwakte eischalen en een sterk teruglopende reproductie.
Na DDT volgden andere pesticiden zoals Aldrin, Dieldrin en Endosulfan, onder meer als zaadbehandelingen, opnieuw met een veronderstelde geringe giftigheid voor zoogdieren en vogels. En opnieuw bleek grootschalige sterfte onder houtduiven, fazanten, patrijzen en andere zaadetende vogels het gevolg. Maar ook vossen en roofvogels, die van de karkassen van vergiftige vogels aten, werden het slachtoffer. Pas in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw werden deze middelen geleidelijk aan verboden.
In de jaren ’80 beschreef de Britse landbouwecoloog Potts hoe toepassing van onkruidbestrijdingsmiddelen leidt tot veel minder (on)kruiden in gewassen en daardoor tot minder voedsel voor zaadetende vogels, maar ook tot veel minder insecten (die op die kruiden leven) als onmisbaar voedsel voor de kuikens van veel boerenlandvogels. De toepassing daarnaast van insecticiden leidt tot nóg minder voedsel voor die kuikens. Dit noemen we de indirecte effecten van pesticiden op vogels: ongeacht of vogels rechtstreeks in aanraking komen met pesticiden of niet, toch gaat de kwaliteit van hun leefgebied dramatisch achteruit doordat de hoeveelheden voedsel sterk afnemen.
Neonicotinoïden waren begin jaren ’90 het nieuwste ‘wondermiddel’ in deze trieste rij, die zogenaamd veilig zijn voor mens, dier en milieu en daarom door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) zijn toegelaten voor gebruik. Deze insectenbestrijdingsmiddelen bleken zeer effectief bij heel kleine doses en werden gemakkelijk opgenomen in plantenweefsel, waardoor hele planten giftig werden voor plaaginsecten.
Neonicotinoïden werden op grote schaal gebruikt, totdat er alarmerende berichten verschenen over enorme sterfte en het verdwijnen van kolonies honingbijen. Na een lange politieke strijd werden in 2019 de belangrijkste van deze middelen in Europa verboden.
Maar nog steeds zijn middelen als DDT, Dieldrin en Imidacloprid en hun afbraakproducten op grote schaal aanwezig in ons leefmilieu en terug te vinden in de onder andere de lichamen en eieren van vogels. In 2014 legden onderzoekers uit Nijmegen al een verband tussen de sterke achteruitgang van insectenetende vogels en de concentratie van restanten neonicotinoïden in het oppervlaktewater.
Een nieuw onderzoek van Wageningen University in samenwerking met Vogelbescherming geeft een uitgebreide meta-analyse van vijftig wetenschappelijke onderzoeken, en toont onomwonden aan dat de onderzochte neonicotinoïden allen significant de gezondheid, het gedrag, de voortplanting en de overleving van vogels schaden. Daarmee hebben deze middelen en hun residuen in het milieu dus ook langdurige, directe, negatieve effecten op vogels (en andere organismen waar ze niet voor zijn bedoeld), zowel op individuen als op hele populaties.
De beknopte geschiedenis die we hier hebben geschetst aan de hand van slechts een paar voorbeelden, laat al zien dat Nederland steeds weer faalt in het beschermen van onze leefomgeving en natuur.
Iedere keer worden er nieuwe, ‘effectievere’ en ‘betere’ bestrijdingsmiddelen ontwikkeld, die men beschrijft als veilig en weinig giftig voor soorten waar ze niet voor zijn bedoeld en mensen. De industrie levert stapels onderzoeken aan die dat moeten bewijzen, en dan besluit het Nederlandse College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) steeds weer dat die nieuwe middelen kunnen worden toegelaten voor gebruik omdat ze veilig zijn voor mens, dier en milieu, zoals het op hun website staat.
En vervolgens blijkt dan jaren later dat residuen van die middelen zich op grote schaal hebben verspreid in allerlei leefmilieus, en dat diverse groepen dieren allerlei niet eerder vastgestelde negatieve effecten blijken te ondervinden van die residuen. Vaak moeten er dan nog lange jaren van onderzoek en juridische procedures worden doorlopen, voordat die middelen dan eindelijk uit de handel worden genomen.
Het is de hoogste tijd om werkelijk lessen te trekken uit de trieste reeks van tragedies. En het is tijd om het daarbij niet te laten bij mooie woorden en voornemens, maar om daadwerkelijk zaken te veranderen en te verbeteren. Het nieuwe onderzoek over neonicotinoïden moet leiden tot een kritische herziening van de risicobeoordelingen en het toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen. Het voorzorgsbeginsel moet daarbij een veel groter belang krijgen dan tot nu toe, en effecten van pesticiden op niet-doel organismen in voedselketens moeten veel grondiger dan tot nu toe vooraf onderzocht worden.
Om deze redenen ondersteunt Vogelbescherming het breed gedragen Maatschappelijk Manifest Bestrijdingsmiddelen waarin opgeroepen wordt om een aantal concrete stappen te zetten.
De Nederlandse overheid heeft de touwtjes in handen om een verandering te bewerkstelligen. Die komt niks te vroeg, zoals deze beknopte geschiedenis van de toelating van bestrijdingsmiddelen duidelijk maakt. Wat moet de overheid dan doen? Dat lees je hier in onze samenvatting van punt 2 t/m 7 uit het Manifest Bestrijdingsmiddelen.
Vogels zijn er altijd en bijna overal. Ze bezorgen ons plezier en blijven ons verwonderen. Toch is de aanwezigheid van vogels niet vanzelfsprekend. Veel vogels hebben het moeilijk of dreigen zelfs uit ons land te verdwijnen. Help ook mee.
Wereldwijd wordt de natuur in hoog tempo vernietigd. Om dat te stoppen zijn er in alle landen sterke natuurorganisaties nodig. Vogelbescherming draagt daaraan bij als Partner van BirdLife International en ondersteunt een aantal partners bij hun ontwikkeling.