Door
Harm Dotinga
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 13 december 2018
Alle in Nederland voorkomende uilen worden gerekend tot de strikt beschermde soorten onder hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming. De wet verbiedt verschillende schadelijke handelingen ten aanzien van deze soorten en alle andere inheemse vogelsoorten.
De wet verbiedt:
Deze verboden komen inhoudelijk grotendeels overeen met de verboden uit de vroegere Flora- en faunawet. De verboden gelden in heel Nederland, ook in de stad en agrarische gebieden, en zijn van toepassing op alle aanwezige individuen van de soort. Overtreding van deze verboden is strafbaar als economisch delict en is ook bestuursrechtelijk handhaafbaar.
Artikel 3.1 lid 2 van de Wet natuurbescherming biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van uilen. Die bescherming strekt zich mede uit tot het functionele leefgebied dat noodzakelijk is om het broeden en rusten succesvol te laten zijn, inclusief essentieel foerageergebied. De nestbescherming geldt voor alle vogelsoorten gedurende het broedseizoen en voor een aantal soorten jaarrond. Nesten van de meeste soorten uilen zijn het gehele jaar beschermd, omdat zij elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en daarin zeer honkvast zijn. Sommige soorten (kerkuil, oehoe en steenuil) gebruiken de nesten daarnaast ook buiten het broedseizoen als vaste rust- en verblijfplaats. De nesten zijn daarom, voor zover ze niet permanent verlaten zijn, jaarrond beschermd.
De wet geeft niet aan van welke soorten de nesten jaarrond zijn beschermd, maar het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daarvoor in 2009 een indicatieve lijst opgesteld. Nesten van kerkuilen, oehoes, ransuilen en steenuilen zijn daarbij aangemerkt als het gehele jaar beschermd en nesten van bosuilen indien zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen (bijvoorbeeld omdat er uit het vereiste voorafgaande onderzoek is gebleken dat er onvoldoende uitwijkmogelijkheden zijn). Voor zover bekend volgen de meeste provincies deze lijst. De enige uitzondering is de provincie Limburg die eigen beleid heeft ontwikkeld, waarin is bepaald dat nesten en vaste rust- en verblijfplaatsen van kerkuilen, oehoes, ransuilen, steenuilen én bosuilen jaarrond beschermd zijn.
De strikte bescherming die geldt voor Natura 2000-gebieden op grond van hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming is relevant voor de velduil en in de toekomst mogelijk ook voor de oehoe. De velduil en oehoe staan op de lijst met soorten van bijlage I van de Vogelrichtlijn, waarvoor speciale beschermingszones (Natura 2000-gebieden) moeten worden aangewezen. De Vogelrichtlijn vereist aanwijzing als speciale beschermingszone van de meest geschikte gebieden voor de instandhouding van deze soorten.
Verschillende broedgebieden van de velduil zijn aangewezen en beschermd als Natura 2000-gebied. Het gaat om: Bargerveen, Duinen Ameland, Duinen en Lage Land Texel, Duinen Schiermonnikoog, Duinen Terschelling, Lauwersmeer en Waddenzee. Voor deze gebieden gelden strenge regels voor alle activiteiten die mogelijk significant negatieve effecten kunnen hebben op de broedgebieden van de velduil.
Voor de oehoe zal er in de nabije toekomst nog een besluit moeten worden genomen over de aanwijzing van een of meerdere Natura 2000-gebieden. Als relatieve nieuwkomer zijn daarvoor nog geen gebieden aangewezen in Nederland, maar dat kan niet lang meer op zich laten wachten. Het criterium dat bij de aanwijzing van gebieden voor nieuwkomers wordt gehanteerd, is dat een vogelsoort minimaal tien aaneengesloten jaren in Nederland aanwezig is en zich in die periode regelmatig op natuurlijke wijze voortplant. Oehoes broeden al sinds 1997 in Nederland. Er zijn in de afgelopen jaren meer dan 20 broedlocaties van de soort geïdentificeerd in Limburg, Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel.
Voor alle andere uilensoorten die in Nederland broeden hoeven op grond van de Vogelrichtlijn geen Natura 2000-gebieden te worden aangewezen, maar zij kunnen wel indirect profiteren van de bescherming die wordt geboden aan gebieden die zijn aangewezen voor andere soorten.
Veel van de taken die voorheen bij het Rijk lagen, worden nu uitgevoerd door de provincies, waaronder het verlenen van ontheffingen voor activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor uilen, hun nesten en rustplaatsen. Zij zijn ook verantwoordelijk voor het verlenen van de meeste Natura 2000-vergunningen. Gemeenten spelen een rol bij activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, zoals het bouwen of renoveren van woningen. Als die activiteiten schadelijke gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten of Natura 2000-gebieden, dan is een natuurtoets vereist en moet ofwel rechtstreeks een soortenontheffing of Natura 2000-vergunning worden aangevraagd bij de provincie of moet via de gemeente een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) bij de provincie worden aangevraagd. Artikel 3.3 van de Wet natuurbescherming bevat stringente voorwaarden voor het verlenen van de soortenontheffing. Artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming bevatten de eisen voor de Natura 2000-vergunningen. Deze voorwaarden en eisen gelden ook voor het verlenen van de vvgb.
Provincies staan aan de lat voor het nemen van de nodige maatregelen voor de actieve bescherming, instandhouding en het herstel van vogels en hun leefgebieden (artikel 1.12). Onderzoek, planvorming, monitoring en concrete beschermingsmaatregelen maken daar normaal gesproken onderdeel van uit. De wet geeft de provincies de nodige ruimte om te bepalen voor welke soorten en met welke instrumenten zij invulling geven aan deze verplichting, zolang dit maar de vereiste resultaten oplevert. Er is geen specifieke rol voorzien onder de Wet natuurbescherming voor gemeenten bij de actieve soortenbescherming, maar deze wet vormt daarvoor ook geen belemmering.
De Wet natuurbescherming komt in de praktijk voor uilen vooral in beeld bij activiteiten die negatieve effecten kunnen hebben op nesten en rustplaatsen. Twee voorbeelden waar dit in toenemende mate speelt, zijn asbestdakrenovaties en de sloop van stallen.
Asbestdakrenovaties en de sloop van stallen kunnen vooral leiden tot een overtreding van het verbod op het wegnemen of vernielen van nesten of rustplaatsen van uilen (artikel 3.1 lid 2 van de Wet natuurbescherming). De wet verbiedt alleen het opzettelijk vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten en rustplaatsen, maar in de praktijk wordt het begrip ‘vernielen’ ruim geïnterpreteerd. Ook een verstoring die leidt tot een aantasting van de functionaliteit van de nesten en rustplaatsen wordt beschouwd als vernielen. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als er verstorende werkzaamheden worden uitgevoerd tijdens de broedperiode, waarbij broedende vogels na afloop van de werkzaamheden niet terugkeren naar hun nest. Verstorende werkzaamheden kunnen daarom in ieder geval altijd beter buiten het broedseizoen en andere kwetsbare perioden worden uitgevoerd.
De initiatiefnemer heeft de verantwoordelijkheid om te (laten) onderzoeken (door een ecologisch deskundige) of er beschermde soorten aanwezig zijn en de handelingen schadelijke gevolgen kunnen hebben voor deze soorten. Dit onderzoek moet plaatsvinden voordat de ingreep plaatsvindt. Provincies en (bij omgevingsvergunningen) gemeenten moeten controleren of dit is gedaan en zo niet, vragen om dat alsnog te doen. Probleem bij renovaties en slopen is dat er vaak geen omgevingsvergunning is vereist en kan worden volstaan met een melding aan de gemeente, waarbij de initiatiefnemer niet goed op de hoogte wordt gesteld van het feit dat ook moet worden voldaan aan de vereisten uit de Wet natuurbescherming.
Een ontheffing is nodig als er daadwerkelijk beschermde soorten in of nabij de locatie zijn en er geen maatregelen kunnen worden getroffen om het overtreden van de verbodsbepalingen effectief te voorkomen. Mitigerende maatregelen kunnen dergelijke overtredingen soms voorkomen of verminderen. Voor de kerkuil en de steenuil zijn kennisdocumenten (voorheen: soortenstandaards) beschikbaar op de website van BIJ12 met voorbeelden van dergelijke maatregelen.
Als er in gebruik zijnde nesten of rustplaatsen van uilen worden aangetroffen, zal er in de praktijk vaak een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming nodig zijn voor asbestdakrenovaties en de sloop van stallen. Een dergelijke ontheffing wordt alleen verleend als er geen andere bevredigende oplossing is, er een publiek belang mee gediend is (bijvoorbeeld volksgezondheid of openbare veiligheid) en de maatregelen niet leiden tot een verslechtering van de staat van instandhouding van de soort. Dit laatste kan bijvoorbeeld worden bereikt door mitigerende of compenserende maatregelen als voorschriften in de ontheffing op te nemen, zoals vereisten dat buiten kwetsbare perioden wordt gewerkt, geschikte alternatieve nest- of rustgelegenheden worden aangeboden en essentieel leefgebied in de directe omgeving wordt verbeterd.
Een potentiële uitzondering is het vervangen of verplaatsen van een in gebruik zijnde kunstmatige nestgelegenheid buiten het broedseizoen, waarbij gegarandeerd is dat de functionaliteit effectief blijft behouden. Provincies gaan daar echter verschillend mee om, dus het is zaak om te controleren bij de betreffende provinciale instantie of daarvoor een ontheffing nodig is.
Dat is in theorie mogelijk, maar er is geen gedragscode voor asbestdakrenovaties of de sloop van stallen. Een dergelijke gedragscode zou kunnen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 3.31 van de Wet natuurbescherming. Die bepaling bevat een vrijstellingsregeling bevat voor handelingen die worden uitgevoerd overeenkomstig een door de Minister goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscodes kunnen worden opgesteld voor een aantal gespecificeerde werkzaamheden, waaronder ruimtelijke ontwikkeling of inrichting. Een gedragscode wordt alleen goedgekeurd indien is voldaan aan de voorwaarden dat er een publiek belang mee is gediend, er geen benutting of economisch gewin plaatsvindt van de betrokken beschermde soorten en is gewaarborgd dat er zorgvuldig wordt gehandeld.
Dit blog is een verkorte bewerkte versie van een artikel in het magazine Uilen 8, onder meer te verkrijgen via de website STONE (Steenuilenoverleg Nederland).
Vogels zijn er altijd en bijna overal. Ze bezorgen ons plezier en blijven ons verwonderen. Toch is de aanwezigheid van vogels niet vanzelfsprekend. Veel vogels hebben het moeilijk of dreigen zelfs uit ons land te verdwijnen. Help ook mee.
Onder de bescherming van de Omgevingswet vallen alle vogels die van nature in het wild voorkomen op het grondgebied van de Europese Unie.