Door
Kees de Pater
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 5 september 2017
De achteruitgang van de weidevogels lijkt een eenvoudig verhaal. In het verleden werkte de landbouw gunstig uit voor veel weidevogels. De drassige en kruidenrijke weilanden in laag Nederland waren een eldorado voor weidevogels, vol met insecten en waar laat in het jaar werd gemaaid. Niet alleen grutto’s, kieviten en tureluurs, maar ook droomvogels als watersnip en kemphaan bevolkten in flinke aantallen onze weilanden. De vogels pasten zich vanuit hun natuurlijke leefgebieden prima aan op deze natuurrijke cultuurgronden.
Die weilanden van weleer zijn er nauwelijks meer. Geofferd aan de moderne landbouw. Voor een hogere productie werd het waterpeil verlaagd, kruiden- en bloemrijke weilanden veranderden in eiwitrijke monotone raaigrasvelden en er werd vroeger en vaker gemaaid. Ook werd menig weiland omgezet in een maisakker en graslanden verdwenen door stads- en wegenuitbreiding. Een landschap waar weidevogels niets meer te zoeken hebben.
Door sommigen wordt naar predatoren als vossen, kraaien en marters gewezen als belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van weidevogels. Dat is echter te kort door de bocht.
Predatie is inderdaad een toenemend probleem voor de toch al wankele weidevogelpopulatie. Juist door de veranderingen in het landschap is het aantal roofdieren, dat eieren en kuikens van weidevogels pakt, toegenomen. Predatie hoort erbij en is deel van de natuur. Maar in grote delen van het boerenland is de balans tussen predatoren en boerenlandvogels zoek. Hele generaties jonge weidevogels verdwijnen in hongerige magen.
Optimale weidevogelgebieden zijn minder toegankelijk voor predatoren en de weidevogels zijn er weerbaarder. In gebieden met voldoende hoge waterstand en met flinke stukken kruidenrijk grasland met veel insecten groeien kuikens gezond op. Fitte kuikens die makkelijk aan eten kunnen komen, kunnen zich langer verstoppen en hebben zo minder last van predatie. Bovendien kunnen weidevogels hun kuikens in zo’n gebied beter verdedigen tegen potentiële rovers.
Als er voldoende groot en geschikt leefgebied is voor weidevogels dan is predatie de natuurlijke gang van zaken en vormt het geen gevaar voor het voortbestaan van soorten. Op dit moment is dat bij lange na niet de situatie.
In de kern is de redding van de weidevogels niets anders dan het terugbrengen van het voor hen ideale leefgebied. Maar dat gaat niet vanzelf. Grootschalige economische en maatschappelijke ontwikkelingen hebben er voor gezorgd dat dit landschap op veel plaatsen verloren is gegaan. De Nederlandse landbouw is in enkele decennia getransformeerd naar een kapitaalintensieve bedrijfstak gericht op de wereldmarkt waar enorme schaalvergroting heeft geleid tot steeds minder, maar steeds grotere boerenbedrijven. De cijfers spreken: 80% van de hier geproduceerde zuivel wordt geëxporteerd en Nederland staat nummer drie op de wereldranglijst van zuivel exporterende landen.
Tot op de dag van vandaag is vrijwel alle ontwikkeling op deze vorm van landbouw gericht: het Europese en nationale landbouwbeleid, de industrie, de landbouwwetenschap en de landbouworganisaties. Het heeft weliswaar bijgedragen aan voedselzekerheid, in ieder geval in Europa. Maar de ontwikkeling is doorgeslagen en heeft een reeks van grote problemen op milieu- en natuurgebied gecreëerd. De op schaalvergroting gerichte landbouw is dominant; maar ook de tegenbeweging van mensen en boeren die het anders willen groeit. Tegen deze complexe achtergrond heeft Vogelbescherming haar strategie voor de weidevogels ontwikkeld.
Voor de redding van de weidevogels is dus voldoende vochtig kruidenrijk grasland nodig, waar laat gemaaid wordt. In gebieden van voldoende formaat, maar ook buiten kerngebieden zal ruimte moeten zijn voor boerenlandvogels. Zo voorkomen we dat er straks enkele topgebieden zijn met daarom heen een agrarische woestijn waar geen vogel, vlinder of bij zit. Om dat te bereiken zal de landbouw moeten veranderen. De bedrijfsvoering moet ruimte bieden aan natuur en gebaseerd zijn op wat de natuur ter plaatse biedt aan bodemkwaliteit, water en landschapselementen. Zo’n ‘natuurinclusieve’ landbouw biedt een basiskwaliteit natuur en werkt mét in plaats van tegen de natuur. Maar deze landbouw van de toekomst komt er niet van vandaag op morgen. Het kan zo maar te lang duren voor het redden van de weidevogels.
Om uitsterven te voorkomen richten we ons voor de korte termijn op behoud en herstel van weidevogelkerngebieden en steun aan boeren die veel voor weidevogels doen. Kerngebieden zijn plekken waar weidevogels het nu nog goed doen of die kansrijk zijn voor weidevogels. Daar werken we samen met natuurterreinbeheerders maar vooral met boeren om tot optimaal weidevogelbeheer te komen.
Om goed weidevogelbeheer economisch rendabel te maken en niet volledig afhankelijk van de overheidssubsidies te laten zijn, ondersteunt Vogelbescherming de introductie van weidevogelvriendelijke producten. Door de aanschaf van deze producten beloont de consument boeren voor hun inspanningen voor weidevogels. In weidevogelkerngebieden werken we aan het veiligstellen van de beste stukken weidevogelgrond. Zo voorkomen we dat een prachtig stukje weidevogelland door een intensieve boer wordt gekocht die er een strakke mais- of raaigrasakker van maakt. We doen dit door kopers te zoeken die het land voor weinig rendement maar met condities voor weidevogels willen verpachten.
Ook in goede weidevogelgebieden is de predatie soms zo groot dat weidevogels het er niet redden. Vogelbescherming pleit in zulke gebieden voor goede predatieplannen die het simpelweg schieten overstijgen. Plannen gericht op het minder aantrekkelijk maken van gebieden voor predatoren en noodmaatregelen zoals het uitrasteren van stukken land om bijvoorbeeld vossen tegen te houden. Het doden of verwijderen van een predator is soms noodzakelijk, maar is geen structurele oplossing. Bovenal is er meer onderzoek nodig om precies te weten hoe roofdieren het landschap gebruiken.
Alles wat we in de kerngebieden en met weidevogelboeren doen is er op gericht om anderen te inspireren; zo brengen we een motor van verandering op gang.
Het redden van de weidevogels is een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wijzen naar de landbouw als enige boosdoener die het probleem maar moet oplossen zou niet terecht zijn. Europees en nationaal beleid, schaalvergroting en winstmaximalisatie in de hele zuivelketen van industrie tot winkel en de consument die voor het goedkoopste product gaat, hebben er voor gezorgd dat de landbouw is doorgeschoten. Om tot verandering op zowel korte als lange termijn te komen zet Vogelbescherming er op in dat alle betrokkenen bijdragen aan verandering. Boeren door om te schakelen en zich in te zetten voor boerenlandvogels, consumenten door die boeren via hun aankoopgedrag te ondersteunen en door partijen in de zuivelketen te stimuleren vogelvriendelijk geproduceerde producten tot norm te maken. Zo ontstaat er een maatschappelijke beweging voor verandering in de landbouw voor meer boerenlandnatuur.
Er is één partij die een bijzondere verantwoordelijkheid draagt voor het redden van de weidevogels maar die verantwoordelijkheid tot op de dag van vandaag veronachtzaamt: de overheid. De overheid is verantwoordelijk voor de bescherming van bijzondere dier- en plantsoorten en voor het herstel van de biodiversiteit. Dat is internationaal allemaal keurig overeengekomen. Langs verschillende wegen oefent Vogelbescherming druk op provincie en Rijk uit om die verantwoordelijkheid voor weidevogels serieus op te pakken. Via lobby, goede voorbeelden en wetenschappelijke onderbouwing en met concrete plannen. In het najaar van 2016 is Vogelbescherming een procedure bij de Europese Commissie gestart met het verzoek de Nederlandse overheid in gebreke te stellen omdat ze geen serieus werk maakt van de bescherming van weidevogels. We hopen dat druk uit Brussel de Nederlandse overheid doet inzien dat er verdergaande maatregelen nodig zijn. Eventueel kan zo’n procedure uitlopen op een veroordeling van de Nederlandse rijksoverheid bij het Europese Hof.
Een recent rapport van Wageningen Universiteit toont aan dat de weidevogels gered kunnen worden, als er aanvullende maatregelen worden genomen. Met een reeks maatregelen is een groei mogelijk tot 48.000 paar grutto’s, net als een substantiële toename van het aantal andere weidevogels als kievit en tureluur. Belangrijke maatregelen daarbij zijn drassiger grond in agrarisch gebied (door onder andere een hoger waterpeil in vooral het voorjaar), meer kruidenrijk grasland én open gebieden met weinig bosjes. Naar aanleiding van het rapport hebben Vogelbescherming en BoerenNatuur.nl de formerende partijen opgeroepen om in het regeerakkoord de middelen vrij te maken voor het redden van de weidevogels.
De veelheid aan activiteiten die Vogelbescherming voor de vogels van het boerenland onderneemt is gericht op één doel: een land en landschap waar voldoende ruimte is voor boerenlandvogels. Dat bereiken we alleen als er in agrarisch Nederland een basiskwaliteit wordt bereikt waar plek is voor natuur en waar een groot aantal geschikte kerngebieden is voor weidevogels. Iedereen: boer, consument, politicus en wetenschapper kan vanuit zijn eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden een rol spelen in de redding van de weidevogels. Dan kan Nederland weer een echt weidevogelland worden.
Vindt u ook dat weidevogels bij Nederland horen en spreekt onze aanpak u aan?