Geplaatst op 30 mei 2017
Paapjes moeten vanaf een lage zitpost met een kort vluchtje insecten kunnen pakken, vooral van de grond. Uit de duinen is het paapje als broedvogel verdwenen; de meeste paapjes broeden nu nog in Drenthe. Hier laten ze hun prachtige zang horen, die opvallend luid is en bestaat uit korte strofen, met heldere fluittonen en knarsende geluiden, vaak ook met imitaties van andere zangvogels.
Als doortrekker kunnen we het paapje gelukkig nog wel regelmatig tegenkomen. De beste tijd daarvoor is eind april tot half mei, als de Scandinavische populaties, op weg naar huis, door ons land trekken. Zie je er een in juni, dan behoort een broedgeval tot de mogelijkheden, zelfs ver van de bekende broedgebieden.
Doortrekkende paapjes zie je vaak in gemengde groepen met tapuiten, maar lang niet altijd. Deze groepen hebben de nachtelijke trek onderbroken. Ze blijven dan vaak een paar dagen hangen op traditionele plaatsen in boerenland of op heide, waar je ze elk jaar weer in de trektijd kunt vinden. Paapjes zitten liefst op draden en grote planten of lage struiken te speuren naar prooi; tapuiten zitten meer op de grond en op paaltjes.