Door
Jip Louwe Kooijmans
Medewerker Vogelbescherming
Geplaatst op 21 januari 2016
In het deel van de stad waar een gracht een wal heet, zwommen twee knobbelzwanen tussen een groep meerkoeten en soepeenden. Ik stopte, liep een stukje langs de kade en verdeelde het brood onder de hongerige watervogels. De lekkernij vond gretig aftrek. Haastig toegevlogen meeuwen pikten hun stukjes mee. Het brood was snel op en ik keerde mij om, om terug te gaan naar de winkel. Pas toen zag ik dat ik in de gaten gehouden werd. Drie schaars geklede madammen volgden mijn verrichtingen vanuit het rode schijnsel van hun ramen. Twee van hen sloegen de ogen op tijd neer en keken ogenschijnlijk ongeïnteresseerd naar de straatklinkers. De dame in het middelste raam bleef mij aankijken. We wisselden een blik van verstandhouding en ze lachte mij bescheiden toe.
Plotseling besefte ik wat er gebeurde. De gehele dag lopen kerels langs deze ramen om de vrouwen te bekijken, maar nu waren de rollen omgedraaid: ik werd bekeken! Schaamrood trok langs mijn kaken omhoog, want ik voelde me heel ongemakkelijk in deze omgekeerde wereld. Er komen weinig mannen naar dit deel van de stad om de eendjes te voeren. Vogelen heeft hier een andere betekenis. Een vreemde ervaring rijker stapte ik weer op de fiets.