Woodlark, Lullula arborea - Leeuweriken (Alaudidae)
Wanneer je ergens op de zandgronden, op heide of stuifzand in Nederland een leeuwerik ziet met een zéér korte staart, dan is dat vrijwel zeker een boomleeuwerik. Maar de boomleeuwerik laat zich meestal eerst horen voordat je hem ziet. Tijdens de zang vliegt hij in golvende vlucht in grote kringen boven zijn territorium. Aan het einde van de zang laat hij zich in een spiraalvlucht naar beneden glijden.
Kop met korte kuif, opvallende lichte wenkbrauwstreep en roestrode wang. Opvallend korte staart. Aan basis handvleugel opvallend, uniek zwart-wit vlekje. Vliegt op met meerlettergrepige roep met heldere fluittonen en zonder "r", zoals veldleeuwerik. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje. Tijdens de trek valt de boomleeuwerik in vlucht op vanwege zijn ‘staartloze’ voorkomen.
Prachtige, melancholieke zang, met vele lange reeksen van dalende, warme klanken. In vlucht of in zit. Roep drielettergrepig "tie-de-dlie", in allerlei variaties.
13,5-15 cm
Zingt vanaf half februari tot in de herfst, in zangvlucht maar ook van zitpost. Broedt van maart tot en met juli, soms tot in augustus op schrale zand- en heidegronden. Nest wordt op de grond gebouwd, waarin twee legsels van 3-5 eieren worden gelegd. Nadat het vrouwtje 12-15 dagen op de eieren heeft gebroed, komen ze uit en verlaten de jongen al na 10-12 dagen het nest. Zo'n 5 dagen later kunnen ze pas vliegen. De jongen van het eerste legsel blijven vaak in de buurt bij het tweede legsel, waardoor in het najaar vaak groepjes ontstaan van ongeveer tien vogels.
De broedgebieden van de boomleeuwerik zijn te vinden op de hogere zandgronden (Utrechtse Heuvelrug, Veluwe en Oost- en Zuid- Nederland) en de duingebieden. De voorkeur gaat uit naar voedselarme en leemarme zandgronden, zoals langs stuifzanden, deels dichtgegroeide stuifzanden met vliegdennen, heideterreinen, schrale dennenbossen met kapvlakten, brede brandgangen of zandwegen, in zandige militaire oefenterreinen en in droge zandige duinheidegebieden. In de winter vooral op stoppelakkers (graan, ook wel maïs), vaak in besloten boerenland.
Voornamelijk insecten, maar ook diverse mix aan vegetatief voedsel (zaden, blaadjes) in de winter. Waarschijnlijk meer omnivoor dan andere leeuweriken; zelfs in de zomer eten ouders redelijke hoeveelheden zaden, grassen en breedbladige planten. Jongen worden wel geheel gevoed met insecten, voornamelijk rupsen, maar ook kevers, vliegen en spinnen. Foerageert alleen maar op de grond.
Korte-afstandstrekker, vaak ook overdag in kleine losse groepjes of enkelingen. Overwinteren hier ook. Half of eind februari zingen de eerste boomleeuweriken op de broedplaatsen.Net als Oost-Europa trekken ze weg naar Zuid-Europa: Zuid-Frankrijk, Spanje, Italië en de Balkan. Najaarstrek van eind september tot in december. Voorjaarstrek van februari tot in april.
vrij talrijke broedvogel | wegtrekkend | doortrekker en wintergast in klein aantal
Opvallend is de toename van de boomleeuwerik in de laatste 25 jaar, na een afname in de jaren '50 en '60. In vergelijking met de jaren '70 is het aantal broedparen eind jaren '90 vervijfvoudigd. Dit is opmerkelijk te noemen, omdat het broedareaal bijna niet is toegenomen.
Aantal broedparen | 5200-6600 (in 2018-2020) |
Geschat maximum aantal overwinteraars | 300-500 (in 2013-2015) |
Doortrekkers | 500-2000 (in 2008-2012) |
Bron: sovon.nl
Meer weten over trends? Kijk op sovon.nl.
Bron en meer waarnemingen: Waarneming.nl
Heide op de Veluwe en duinen. Vliegt tijdens zangvlucht golvend, in grote kringen, daalt aan het einde van de zang in spiraalvlucht.
De boomleeuwerik komt bijna in geheel Europa voor, behalve in grote delen van Groot-Brittannië en Scandinavië.
De toename van de boomleeuweriken in de laatste kwarteeuw is voor een deel toe te schrijven aan het herkoloniseren van de leeggevallen plekken uit de jaren '50 en '60. Ook werden grote storm- en brandvlaktes bezet. Verbetering van het heidebeheer heeft een verdere toename mogelijk gemaakt. Naast een landelijke toename is een sterk afname te zien in onze duingebieden. De oorzaak hiervan ligt vooral bij de vergrassing.
Terreinbeherende organisaties kunnen het boomleeuweriken naar de zin maken door zandgronden goed te beheren en te zorgen voor niet te veel boomopslag.
De boomleeuwerik is een beschermde inheemse vogelsoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen, zijn boomleeuweriken beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming van de boomleeuwerik wordt in Nederland geregeld door de Omgevingswet.
De wet verbiedt het om zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit:
Uitzonderingen op de vergunningplicht zijn opgenomen in de wet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving. De provincie (en in sommige gevallen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) kan een omgevingsvergunning verlenen die toestaat in strijd met de verboden te handelen. Daarnaast kan de provincie (en in sommige gevallen het Rijk) vergunningvrije gevallen aanwijzen. Aan beide zijn strenge voorwaarden verbonden.
De wet bevat daarnaast algemene regels voor in het wild levende vogels:
De wet biedt bescherming aan alle in gebruik zijnde nesten en rustplaatsen van vogels, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te laten zijn. De nestbescherming geldt voor alle soorten gedurende het broedseizoen en voor een beperkt aantal soorten jaarrond. Nesten van boomleeuweriken zijn alleen gedurende het broedseizoen beschermd.
Verschillende natuurgebieden die door boomleeuweriken worden gebruikt als broedgebied zijn aangewezen en beschermd als Natura 2000-gebied. De belangrijkste daarvan is de Veluwe. Voor deze gebieden gelden strenge regels voor alle activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben op de natuurwaarden waarvoor het gebied is aangewezen. De betreffende gebieden zijn te vinden in een database van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
© Foto's: AGAMI © Illustraties vogels: Elwin van der Kolk © Video's: Natuur Digitaal