Geplaatst op 17 november 2020
In Nederland worden steeds meer dode watervogels gevonden die besmet blijken te zijn met vogelgriep. Vind u zelf dode watervogels? Raak deze dan niet aan! Het is echter wel van belang om dode watervogels te melden zodat ze eventueel onderzocht kunnen worden op vogelgriep.
Het melden van dode vogels kan via de websites van Sovon Vogelonderzoek Nederland en het Dutch Wildlife Health Centre. Beide organisaties werken al jarenlang samen om vroegtijdig signalen van ongewone vogelsterfte op te vangen.
Als er drie of meer watervogels (zwanen, ganzen en/of eenden) op dezelfde plaats liggen, dan moeten deze worden gemeld bij het Landelijk Meldpunt Dierziekten van de NVWA via telefoonnummer 045-546 31 88.
Op verschillende plekken in Nederland is vogelgriep uitgebroken. Virussen zijn ingewikkelde micro-organismen. Voor een goed begrip van het gevaar en de impact van de vogelgriep is het goed om enkele begrippen nader toe te lichten, die helpen om vogelgriep beter te begrijpen.
Pathogeniteit en virulentie zijn het vermogen van een virus om ziek te maken. Pathogeniteit gaat over het ziekmakend vermogen van het virus; hoe ‘ziekmakend’ is een virus-individu. Virulentie wordt meestal beschreven als het aantal virus-organismen dat nodig is om de helft van een besmette populatie daadwerkelijk ziek te laten worden. Hoe minder virus-organismen daarvoor nodig zijn, hoe hoger het ‘ziekmakend vermogen’. Er zijn vormen van het vogelgriep-virus die heel virulent zijn voor pluimvee (kippen) en nauwelijks voor andere vogels. Het meest problematisch zijn hoog-pathogene, virulente virussen. Daarvan kunnen enkele exemplaren in korte tijd veel slachtoffers maken.
Aan de ander kant van het spectrum heb je laag-pathogene, non-virulente virussen. Die kan je bij je dragen zonder (erg) ziek te worden en ze infecteren anderen ook moeilijk. Een té pathogeen virus doet zichzelf de das om, omdat de kans op overdracht op een andere gastheer wordt bemoeilijkt door vroegtijdig sterven van de gastheer.
Hoog-pathogene varianten van het vogelgriepvirus zijn bijvoorbeeld de H5N1 en H5N8-varianten. Vogels raken besmet met het vogelgriepvirus door direct contact met besmette vogels, door opname van het virus via de lucht of via besmet materiaal zoals mest.
Gezonde vogels (en mensen) hebben een grote mate van immuniteit opgebouwd voor de meeste virussen. Daardoor worden we niet van elke besmetting met een laag-pathogeen virus ziek (en blijft de besmetting onopgemerkt). Soms worden we een beetje ziek. Hoog-pathogene griepvirussen kunnen in potentie dodelijk zijn en moeten zeer serieus worden genomen. Niet voor niets worden strenge maatregelen genomen om pluimvee te beschermen tegen deze virussen. De grote aantallen vogels op een pluimveebedrijf zijn door de concentratie aan vogels zeer kwetsbaar.
Virussen zijn heel ‘simpele’ micro-organismen. Superklein, niet meer dan wat genetisch materiaal in een eiwithulsje dat zich kan vastzetten aan een cel in het lichaam van een gastheer. Daar voegt het zijn eigen genetisch materiaal samen met dat van de gastheer. De ‘code’ voor het maken van meer virussen wordt door de gastheercel gelezen en uitgevoerd. Daar gaat de cel in de gastheer gewoonlijk aan dood, maar dan zijn er al nieuwe (meestal érg veel) virussen gemaakt.
Vogelgriepvirussen zijn influenza-virussen die afhankelijk zijn van vogels als gastheer. En vogels komen vrijwel overal ter wereld voor. Veel soorten trekken van broed- naar overwinteringsgebieden. Ze kunnen daardoor het vehikel zijn voor varianten van het vogelgriepvirus om zich over de wereld te verplaatsen.
Eerder werd aangenomen dat besmette vogels niet (meer) vliegen. Intussen is dit weerlegd. Vogels die het virus bij zich dragen hoeven niet meteen zo ziek te zijn dat ze niet meer kunnen vliegen. Ondanks dat vliegen een inspanning is die veel van het lichaam vraagt.
Omdat het vogelgriepvirus helemaal is gespecialiseerd in vogels als gastheer, is de kans dat het virus op niet-vogels overslaat erg klein. Helaas zijn virussen in staat om te veranderen, te muteren. Een mutatie die geen ‘voordeel’ voor het virus oplevert zal ook snel weer verdwijnen, maar een (veranderd) virus dat een nieuwe gastheer weet te bereiken waarop het ‘uit de voeten kan’ kan voor problemen zorgen. Daarom is het bij virussen altijd verstandig om voorzorgsmaatregelen te nemen. Virologen maken zich in het bijzonder zorgen om nieuwe combinaties van virus-genen, die varianten kunnen opleveren waartegen mensen geen immuniteit hebben opgebouwd.
Mensen die in aanraking met het vogelgriepvirus komen, lopen geen onmiddellijk risico, behalve dat mutaties in theorie mogelijk zijn. En het getuigt dus van gezond verstand om je daartegen te beschermen. Als je een dode vogel vindt, raap die dan niet op als het niet hoeft en zéker niet zonder (wegwerp)handschoenen en een voldoende goed afsluitend mondkapje te dragen. In geval van een uitbraak van vogelgriep, worden gewoonlijk grotere aantallen dode vogels bij elkaar gevonden. Het volgt uit de ‘life style’ van een virus dat vogels die in grote groepen zitten, het meest kwetsbaar zijn. Bij de recente uitbraak in Nederland leken vooral brandganzen slachtoffers waar in eerdere jaren veel kuifeenden en futen werden gevonden.