Geplaatst op 17 oktober 2014
Qua uiterlijk is het niet vreemd dat ransuil en oehoe met elkaar verward worden. Het verenpak is beigebruin, grijszwart gestreept en gevlekt. Allebei kunnen ze je met wijd open gesperde ogen indringend aankijken. Indrukwekkende kijkers met diepzwarte pupillen en fel geeloranje irissen. Op de kop opvallende oorpluimen, die bij alertheid recht overeind staan. Die oorpluimen hebben niets met het gehoor te maken. De oren van een uil bevinden zich in de schedel aan de zijkant van de ogen. Doordat de twee oren a-symmetrisch staan ten opzichten van elkaar, is een uil in staat om in het pikkedonker een ritselende muis te lokaliseren.
Tot zover zouden ransuil en oehoe tweelingbroers van elkaar kunnen zijn. Maar dan kijken we naar de afmetingen. Een ransuil meet zittend in een boom 35 - 37 cm, terwijl een oehoeman 60 cm groot wordt en een vrouw zelfs 75 cm. Niet met elkaar te verwarren dus.
In deze tijd van het jaar zoeken ransuilen elkaars gezelschap op; ze brengen gezamenlijk de winter door. Op die roestplaatsen kun je enkele tot soms wel tientallen ransuilen bij elkaar in een boom zien zitten. Ze slapen en rusten overdag en bij avondschemer gaan ze op jacht. Ze zwerven dan door de omgeving op zoek naar voorzichtig scharrelende muizen. Die worden met de scherpe klauwen gegrepen en met huid en haar verorberd. Onder de roestbomen – ’s ochtends komen ze weer bijeen in meestal dezelfde boom of bomen – vind je vaak uitgespuugde braakballen waarin de onverteerbare haren en botjes van de prooidieren zitten. Zo’n roestplaats valt vaak op door de spierwitte uitwerpselen die de uilen achterlaten. Zeker als het om meerdere vogels gaat, die al langer op zo’n roestplaats aanwezig zijn, kan het een behoorlijke smeerboel worden.
Krijg je een melding van twintig oehoes op een roestplaats, dan weet je altijd zeker dat het om ransuilen gaat. De ransuil is een van onze algemeenste uilen, hoewel hun aantallen gestaag afnemen. Als je dan ook hun gedrag in ogenschouw neemt – in de winter echte groepsvogels – weet je zeker dat het bij dergelijke aantallen nooit om oehoes gaat.
De oehoe is in Nederland een razend zeldzame soort met hooguit twintig exemplaren. Het aantal jaarlijkse broedparen blijft onder de tien, maar er is een stijgende ontwikkeling gaande. Nu nog broeden de vogels vooral in Zuid-Limburg en in de Achterhoek. Rond 1980 begonnen verschillende landen met herintroductieprogramma’s, onder andere Duitsland. Het zijn vooral vogels uit deze populatie die zich schoorvoetend in Nederland vestigen. Daarbij zijn vooral mergelgroeven en steengroeven in trek.
De afgelopen jaren hebben honderdduizenden mensen een oehoepaar kunnen volgen via de webcams van Beleef de Lente.