Geplaatst op 16 juni 2015
Spotvogels zingen er vooral in mei op los. Maar half juni zijn ze een stuk stiller. De paren zijn gevormd en de vogels broeden. Af en toe hoor je er eentje roepen. Met een karakteristieke roep meestal, dat klinkt als “tè-tè-tú-i” of iets dergelijks. Ook laten ze een roep horen die op die van een huismus lijkt.
De spotvogel is een soort van middelhoge loofhoutstruwelen, met losstaande of groepjes bomen. Omdat hij vrij hoog broedt en voedsel zoekt is hij niet afhankelijk van een dichte ondergroei van kruiden. Je vindt de spotvogel relatief veel in agrarisch gebied, met zijn erven, bosjes, windsingels en houtwallen, vooral op vochtige, rijke grond. De soort is daarom algemener in de lage delen van Nederland, inclusief het rivierengebied, dan op de hogere zandgronden.
De spotvogel is in Nederland al lang geen talrijke broedvogel meer. Enkele decennia geleden was hij nog een kenmerkende soort voor pioniersituaties met jong, opschietend loofbos. De aantallen konden er hoog zijn en spotvogels kwamen ook vrij veel in stedelijk gebied voor, zoals in het Vondelpark. Nu zit er zo hier en daar een spotvogel; veel ogenschijnlijk geschikt habitat moet het zonder spotvogels stellen. De achteruitgang wordt voor de periode 1984-2004 geschat op zo’n 85%. In loofbossen is de soort het sterkst achteruit gegaan, met maar liefst 95% in de periode 1960-2000. In agrarisch gebied zijn spotvogels minder, maar toch nog met de helft in aantal achteruit gegaan. De soort staat daarom op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels, in de categorie Gevoelig. De laatste tien, vijftien jaar lijken de aantallen volgens het Broedvogelmonitoringproject van Sovon Vogelonderzoek Nederland te stabiliseren; wel schommelen ze van jaar tot jaar. Het aantal broedparen in Nederland wordt geschat op 17.000 tot 25.000 paar. Ten noordoosten van Nederland wordt de spotvogel snel talrijker.
Terwijl de orpheusspotvogel zich, langzaam, uitbreidt naar het noorden en noordoosten, verschuift het broedgebied van de spotvogel ook. In het zuidwesten (dus ook bij ons) brokkelt het verspreidingsgebied af, maar aan de noordoostkant, in Zweden en Finland, breidt het broedgebied zich uit. Het lijkt er sterk op dat de klimaatverandering hierin een rol speelt, maar hoe precies is niet duidelijk. Als extreemlangeafstandstrekker, die overwintert in Oost-Afrika bezuiden de Sahara, lukt het de spotvogel (nog?) niet om eerder in het broedgebied aan te komen en te anticiperen op de vroegere voedselpiek. De timing van de wegtrek vindt plaats door een rigide, interne tijdsklok, kenmerkend voor langeafstandtrekkers.
De spotvogel is nog steeds een typische erfvogel. Het in stand houden van streekgebonden, traditionele erfbeplantingen is de beste manier om spotvogels aan te trekken. Het belang van inheemse soorten kan niet genoeg benadrukt worden. Vlieren zijn favoriet. In exotische beplanting heeft de spotvogel niets te zoeken; het biedt geen nestgelegenheid en is arm aan insecten. Heesters als laurierkers en haagconiferen die je veel op moderne boerenerven ziet, zijn funest voor de aanwezigheid van spotvogels.